3.1 Fictie hh en 3.2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Nakijken Fictie 3.1 

Opdracht 2 t/m 5. 

Hoe weet je dat de ik-persoon (Jeroen) de hoofdpersoon is van tekst 1?

De schrijver benoemt de gevoelens en gedachtes van ik/Jeroen. 

Het verhaal wordt vanuit zijn perspectief geschreven.

'Ik ben al blij als ik niet hoef te kotsen.'

'Ik denk: sinds ik hier op de bank zit ben ik vergeten zielig te kijken. Fok.'

'Ik kijk in haar ogen. Ziet ze iets aan me?'

Waaruit blijkt dat Jeroen ook goed gedrag kan vertonen?

1. Hij doet zijn schoenen uit
2. Hij biedt direct excuses aan
3. Hij waardeert de zilveren broche

Waarom wil Jeroen die sterren stelen?

Welk tijdsperspectief speelt
bij de Titanic?

1. Chronologisch
2. Niet-chronologisch

Limerick

een verhalend versje met rijmschema AABBA. In de eerste regel staat  altijd een plaatsnaam en de laatste regel is vaak grappig

Ollekebolleke

Het ollebolleke heeft twee strofes van vier regels, regel 4 en 8 moeten rijmen. Regel 6 is één woord van 6 lettergrepen

Dactylus! Dactylus!
Olleke bolleke
Tweemaal vier regels
Die rijmen aan’t slot

Kreet, thema, één woord met
Zeslettergrepigheid
Moeilijk te maken
Maar wat een genot

1. haiku
2. limerick
3. ollekebolleke

Roekeloos rijgedrag
Schakelen gasgeven
Ik leef me uit en mijn
Liefje leeft mee

Ik neem met honderd een
Negentiggradenbocht
Dankzij het racestuur
Voor op mijn pc

1. haiku
2. ollekebolleke
3. limerick

Dit is een...

1. Elfje
2. Haiku
3. Limerick
4. Ollebolleke

Er was eens een vrouw uit Abcoude
Die graag op wat kattenvoer kauwde
Maar o wat een lol
Na zes blikken vol
Ze praatte niet meer, maar miauwde

1. limerick
2. haiku
3. ollekebolleke

Aan de slag!

Maken 3.1 opdracht 7 en 8 samen.

Opdracht 9 maak je zelfstandig. 

Van 3.2 maak je opdracht 4