11.4 je lijkt op

11.4 je lijkt op
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

11.4 je lijkt op

Slide 1 - Diapositive

leerdoelen
De leerlingen weten aan het einde van deze week:
- DNA, Genoom en chromosomen, wat het zijn en waarom bouwbeschrijvingen zijn.
- Uitleggen waarom je op je ouders lijkt aan de hand van de chromosomen en het verschil tussen xx en xy-chromosomen uitleggen. 
- uitleggen wat erfelijke en niet erfelijke eigenschappen zijn.

Slide 2 - Diapositive

Dierlijke cel 

Slide 3 - Diapositive

Waar zit jouw bouwbeschrijving
In de celkern zitten allemaal draadjes. Deze draadjes noemen wij chromosomen. 
Op de chromosomen zitten bandjes, in die bandjes zit het erfelijk materiaal.  Dit zijn de eigenschappen die bepalen hoe jij eruit ziet. 
Alle chromosomen samen noemen wij het genoom.

Slide 4 - Diapositive

Chromosomen

Slide 5 - Diapositive

Chromosomen in de mens
Mensen hebben 46 chromosomen. 
Die verdelen zich in 23 paren. 
Je krijgt 23 chromosomen van je moeder via de eicel
Je krijgt 23 chromosomen van je vader via de zaadcel.
Je lijkt dus 50% op je moeder en 50% op je vader.

Slide 6 - Diapositive

Geslachtschromosomen
Het 23e paar zij de geslachtschromosomen. 
Deze bepalen of je een jongen of meisje wordt. 
Een meisje heeft 2 X-chromosomen
Een jongen heeft een X en Y-chromosoom.

X= van moeder via de eicel
X en Y = van vader via de zaadcel

Slide 7 - Diapositive

jongen of meisje? uitleg

Slide 8 - Diapositive

karyogram vrouw
karyogram man

Slide 9 - Diapositive

eigenschappen
twee soorten eigenschappen:
1. Erfelijke eigenschappen
2. Niet-erfelijke eigenschappen 

Slide 10 - Diapositive

erfelijke eigenschappen
Krijg je van je ouders.
Ligt vast in de chromosomen.
Denk aan:
- huidskleur 
- natuurlijke haarkleur 
- tongrol 
- oogkleur etc

Slide 11 - Diapositive

niet-erfelijke eigenschappen
Eigenschappen die je krijgt door je omgeving.
Krijg je niet van je ouders en liggen niet vast in de chromosomen.
denk aan:
- tatoeages
- littekens
-  gaatjes in je oren 

Slide 12 - Diapositive

aandoeningen 
aangeboren aandoening: Een aandoening die je hebt doordat de ontwikkeling in de baarmoeder mis ging. Denk aan syndroom van down. 

Erfelijke aandoening: Aandoening die je van je ouders krijgt. Denk aan kleurenblindheid. 

Slide 13 - Diapositive

Foetus testen??
Vrouwen kunnen bij de arts hun ongeboren baby laten testen op bijvoorbeeld het syndroom van down. 
Dit doet de arts door een aantal cellen van de ongeboren baby uit de baarmoeder te halen en te testen. 

Dit kan op twee manieren:

Slide 14 - Diapositive

vruchtwaterpunctie 
Bij een vruchtwaterpunctie zuigt de arts een beetje vruchtwater uit de baarmoeder. 
In dit vruchtwater zitten de cellen van de baby. 

Slide 15 - Diapositive

Vlokkentest
Bij een vlokkentest zuigt de arts de cellen uit de placenta op. Daarin zitten de cellen van de foetus. 

Slide 16 - Diapositive

Hoe noemen we de draden die in de celkernen liggen?
A
Chromosomen
B
Chromatiden
C
DNA
D
Genen

Slide 17 - Quiz

Hoeveel chromosomen heeft elke cel van een mens?
A
50
B
82
C
44
D
46

Slide 18 - Quiz

Welke twee geslachtschromosomen heeft een man? En van welke ouder komt ieder geslachtchromosoom?

Slide 19 - Question ouverte

In een karyogram zien we bij de geslachtschromosomen 1 lange en 1 kleine. Is dit een man of vrouw?
A
Man
B
Vrouw

Slide 20 - Quiz

Welke geslachtschromosomen heeft een vrouw? En van welke ouder komt iedere geslachtschromosoom?

Slide 21 - Question ouverte

Wat zijn erfelijke eigenschappen?

Slide 22 - Question ouverte

Welke twee manieren zijn er om de cellen van een foetus te testen?

Slide 23 - Question ouverte

Hoe werkt een vlokkentest?

Slide 24 - Question ouverte

Hoe werkt een vruchtwaterpunctie?

Slide 25 - Question ouverte

Wat zijn chromosomen?

Slide 26 - Question ouverte

Wat is het genoom?

Slide 27 - Question ouverte