Quiz hoofdstuk 4 klas 1 (thuiswerken)

• ne
• Middelbare school
• vmbo g, t
• Leerjaar 1

Leerdoelen 4.1 fictie

• Ik kan uitleggen op welke manieren een schrijver een verhaal spannend kan maken.

• Ik kan uitleggen wat spanningsvragen en cliffhangers zijn.

Een spanningsvraag heeft als doel:

1. het verhaal spannend te maken.
2. een gebeurtenis uit te stellen.
3. veel vragen te gebruiken in het verhaal.
4. je nieuwsgierig maken.

WAT IS EEN CLIFFHANGER?

Leerdoelen 4.3 lezen

• Ik kan uitleggen wat informerende en amuserende teksten zijn (tekstdoel informeren en amuseren).

• Ik kan voorbeelden van informerende en amuserende teksten geven.

• Ik kan een instructie herkennen en uitvoeren.

• Ik kan verwijswoorden herkennen en aangeven waar ze naar verwijzen.

• Ik kan signaalwoorden van tekstverband tijdsvolgorde herkennen en benoemen.

Welke tekstdoel hoort er bij het lezen van een stripverhaal?

1. informeren
2. overtuigen
3. amuseren
4. activeren

Welke tekstdoel hoort er bij het lezen van een leertekst uit je aardrijkskundeboek?

1. informeren
2. overtuigen
3. amuseren
4. activeren

Welke signaalwoorden horen er bij het tekstverband opsomming?

1. maar, daarentegen
2. als eerste, bovendien, ook
3. kortom, samenvattend
4. eerst, toen

Welke signaalwoorden horen er bij het tekstverband tegenstelling?

1. maar, daarentegen
2. als eerste, bovendien, ook
3. kortom, samenvattend
4. eerst, toen

Welke signaalwoorden horen er bij het tekstverband tijdsvolgorde?

1. maar, daarentegen
2. als eerste, bovendien, ook
3. kortom, samenvattend
4. eerst, toen

Maak een zin met twee signaalwoorden die horen bij het tekstverband tijdsvolgorde. Gebruik hoofdletters en leestekens.

Maak een zin met twee signaalwoorden die horen bij het tekstverband opsomming. Gebruik hoofdletters en leestekens.

Wat is de bedoeling van de schrijver met het tekstdoel 'informeren'?

1. De lezer tot actie aanzetten
2. De lezer overtuigen van zijn mening
3. De lezer informatie geven over een bepaald onderwerp
4. De lezer 'plezieren' met z'n tekst

Voorbeelden van informatieve teksten zijn:

Leerdoelen 4.5 woorden

• Ik kan de betekenis van de woorden uit de woordenlijst benoemen.

• Ik kan de betekenis van onbekende woorden opzoeken in een (online) woordenboek.

Maak een zin met het woord 'concentreren'. Gebruik hoofdletters en leestekens.

Wat is de betekenis van 'grondig'?

1. trouwens, ook
2. behoorlijk, flink, goed
3. op het moment van, gedurende
4. natuurlijk

Leerdoelen 4.7 grammatica

• Ik kan de woordsoorten bijvoeglijk naamwoord en voorzetsel herkennen en benoemen.

Hoeveel bijvoeglijke naamwoorden (BN) staan er in de volgende zin:
Mijn lieve, knappe en zorgzame moeder heeft geweldige kinderen.

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

In welke zin is 'op' een voorzetsel?
1. Ik eet mijn broodje op in de zon.
2. Ik eet mijn broodje op een muurtje in de zon.

1. 1
2. 2
3. 1 en 2
4. geen van beide zinnen

'Ik eet mijn broodje op in de zon' heeft als werkwoord opeten. Op is in dit geval géén voorzetsel. Welk voorzetsel vind je wel in de zin?

1. Ik
2. broodje
3. zon
4. in

Benoem de werkwoorden (WW):

Ik geef veel geld uit aan kleding.

1. ik
2. geef
3. aan kleding
4. geef uit

Benoem de zelfstandige naamwoorden (ZN):

Ik geef veel geld uit aan kleding.

1. geld, kleding
2. ik
3. kleding
4. geld

Leerdoelen 4.8 spelling

• Ik kan de verleden tijd van zwakke werkwoorden spellen.

• Ik kan het meervoud van zelfstandige naamwoorden spellen.

• Ik kan de dicteewoorden correct schrijven.

We hebben deze paragraaf op dit moment nog niet behandeld. Wat weet je er al van? Beantwoord de vragen op de  volgende dia's.

Noteer de pv in de verleden tijd:
Mijn moeder ............ zich aan het kastje.

1. stoot
2. stotte
3. stootte
4. stootten

Noteer de pv in de verleden tijd:
De paarden ........... door de wei.

1. draafte
2. draafde
3. draafden
4. draaften

Noteer de pv in de verleden tijd:
Mijn zusje ....... in haar eentje naar Cambodja.

1. reist
2. reiste
3. reisde
4. gereisd

Dictee
Typ vier dicteewoorden over. Kies de woorden die jij nog lastig vindt.