Spelling vervoegen engelse ww en bijv vw

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Spelling

-bijvoeglijk naamwoorden
- Engelse werkwoorden vervoegen


Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een bijvoeglijk naamwoord

Slide 3 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

bijvoeglijk naamwoord
  • Een werkwoord kan ook worden gebruikt als bijvoeglijk naamwoord.
  • Deze werkwoorden schrijf je dan.....
  • ZO KORT MOGELIJK 
  • (LET OP UITSPRAAK)

Slide 4 - Diapositive

zo eenvoudig mogelijk

bijvoeglijk naamwoord van een voltooid deelwoord








sterke werkwoorden 


zwakke werkwoorden



Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Sterke werkwoorden
  • De hond is verlaten. De verlaten hond.
  • De jongen is gevallen. De gevallen jongen.



Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De ..... bejaarde.
A
geschrokke
B
geschrokken

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zwakke werkwoorden bijvoeglijk gebruikt
  • Het vliegtuig landde veilig. Het is geland. 
  • Het gelande vliegtuig. (je hoort gemaakte)

  • Hij kneedde het deeg. Het deeg is gekneed. 
  • Het geknede deeg.

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De tuin wordt omgespit.
De ..... tuin

Slide 9 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De passagier is gered.
De ... passagier.
A
gerede
B
geredde
C
gereden
D
geredden

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden


Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord eindigt meestal op -en


nieuwe stofnamen krijgen geen uitgang

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden
  • Katoen -> katoenen jas
  • ijzer-> ...       kruis   
  • hout -> ....    tafel
  • suède -> suède schoenen
  • plastic -> ....          tas
  • nylon -> ...              jack

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De vaas is van glas.
De .... vaas.

Slide 13 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Sterke werkwoorden

Slide 14 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Engelse leenwoorden vervoegen

Werkwoorden die geleend zijn uit het Engels, worden vervoegd volgens de Nederlandse regels.


Soms staat er een 'e' voor de uitgang, omdat dat nodig is voor de uitspraak.

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik-vorm (Engelse leenwoorden)

Slide 17 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

faxen - faxt - faxte - gefaxt
Het ezelsbruggetje van 't ex- kofschip werkt ook bij uit het Engels geleende werkwoorden. 

S-klank

Schrijf eerst de ik-vorm!!!!

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

racen: racet - racete - geracet
  • ik race
  • hij racet
Een extra 'e' om het goed uit te spreken

 De regel van het  't ex- kofschip blijft van toepassing:
racen: 'c' 
én de laatste klank van de ik-vorm is een [s]-klank.

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

streamen - streamt - streamde - gestreamd

  • ik stream
  •  de laatste klank van de stam zit niet in ’t ex- kofschip,
  •  'm' zit niet er niet in!
  • met een 'd' in de verleden tijd en het voltooid deelwoord 

(niet met -ed). 

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1. Mijn vader (downloaden) elke dag wel een paar nieuwe liedjes.
A
download
B
downloat
C
downloadt

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

2. (Saven) hij zijn werkstuk op de harde schijf?
A
save
B
saved
C
savet

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

3. Gisteren (crossen) Pim met zijn mountainbike gewoon over het ijs heen!
A
croste
B
crosste
C
crosde

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

4. Vorige week (skaten) Bas en Gijs met zijn tweeën door de straten van Emmen.
A
skaten
B
skateten
C
skateden

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

5. Jouw vriendin heeft op dat feestje met Stan (flirten).
A
geflirt
B
geflird
C
geflirtet

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

6. Tijdens de schoolreis naar Brussel hebben we (raften) over een wilde rivier.
A
gerafft
B
geraffed
C
geraft
D
gerafd

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

7. Had Hidde jou nou (taggen) in die foto op Facebook?
A
getagged
B
getagd
C
getagget
D
getagt

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zelfstandig werken/ Huiswerk
  • Taalblokken 4e editie 3f!!
  • Grammatica en Spelling 3f
  • Spelling
  • 2.7 Engelse werkwoorden
  • Maak 1,2,4,5,6,7 en 8 (opdracht 3 niet)




Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions