Verhaalsommen groep 4

Rekenen
groep 4
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenBasisschoolGroep 5

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Rekenen
groep 4

Slide 1 - Diapositive

De belangrijkste woorden bij verhaalsommen

Slide 2 - Diapositive

De belangrijkste woorden bij verhaalsommen

Slide 3 - Diapositive

Wat wordt er gevraagd in de verhaalsom?
De bus van Stolwijk naar Gouda vertrekt elk uur.
Hij gaat om kwart over 11. 
Wanneer vertrekt de volgende? 




Eva stapt in bus van kwart over 4. De reis naar Gouda duurt een half uur. Hoe laat komt zij daar aan?



Slide 4 - Diapositive

Wat wordt er gevraagd in de verhaalsom?
In de kledingwinkel van mijn moeder verkoopt zij jongens en meisjes badkleding. 
Zij verkoopt 13 badpakken en 15 zwembroeken in één week.
Hoeveel kledingstukken heeft zij in totaal verkocht?





Slide 5 - Diapositive

1 euro = 100 cent

Slide 6 - Diapositive

Speelgoedwinkel
5,60
8,40
Bart rekent af met een briefje  van 10 euro. Welke muntjes krijgt hij terug?
Bart betaal 5 euro. Wat komt hij tekort?

Slide 7 - Diapositive

Thomas koopt een computer van 52 euro. Hij krijgt 12 euro korting. Hoeveel moet hij betalen?

Slide 8 - Question ouverte

Luc was jarig op donderdag 9 juni. Welke datum is het precies 1 week later?

Slide 9 - Question ouverte

Lars heeft een tuintje met 68 bonenplantjes. Er gaan er 33 dood. Hoeveel heeft hij er nog over?

Slide 10 - Question ouverte

Roan betaalt een kilo snoep van 2,60 euro met allemaal munten van 20 cent. Hoeveel munten heeft hij nodig?

Slide 11 - Question ouverte

Pleun en Nienke hebben allebei evenveel geld. Pleun heeft 2 briefjes van 10 euro. Hoeveel briefjes van 5 heeft Nienke?

Slide 12 - Question ouverte

De tuin bij Fien thuis is 17 meter lang. Bij Fenne thuis is de tuin 22 meter. Hoeveel meter is de tuin van Fenne groter dan die van Fien?

Slide 13 - Question ouverte

Peter koopt 4 pakken koek. In ieder pak zitten 6 koeken. Hoeveel koeken heeft hij gekocht?

Slide 14 - Question ouverte

Irem heeft een plank hout van 1 meter die hij precies doormidden zaagt. Hoe lang is elk stuk?

Slide 15 - Question ouverte

Tini en Rob zijn 10 jaar getrouwd. Hun 3 kleinkinderen weten niet hoe lang het is en raden.
Ana zegt: 7 jaar, Linda: 12 jaar, Timo: 11 jaar

Slide 16 - Question ouverte

Maartje gaat spaghetti maken voor 2 personen. Op het pakje staat dat ze voor 4 personen 450 gram gehakt moet gebruiken. Hoeveel gram gehakt heeft Maartje nodig?

Slide 17 - Question ouverte

Een meter dure stof kost 9 euro. Bente koopt er 3 meter van. Hoeveel moet ze betalen?

Slide 18 - Question ouverte

Pieter heeft 48 gram suiker. Hij gebruikt 15 gram voor het maken van zandkoekjes. Hoeveel gram houdt hij over?

Slide 19 - Question ouverte

Voor een hardloopwedstrijd moet Max 35 meter hardlopen naar een pilon en ook weer 35 meter terug. Hoeveel meter moet hij lopen?

Slide 20 - Question ouverte

Bij de supermarkt is een spaaractie om knuffels te sparen. Bij een volle kaart van 60 zegels mag je er 1 uitzoeken. Willem heeft al 21 zegels. Hoeveel zegels moet hij nog sparen voor een volle kaart?

Slide 21 - Question ouverte

Op vakantie in Zwitserland loopt Iris met haar ouders iedere dag 5 kilometer. Hoe ver hebben ze gelopen na 5 dagen?

Slide 22 - Question ouverte

1 kilo = 1.000 gram

Slide 23 - Diapositive

Leah wil 1 kilo aardbeien afwegen. De weegschaal geeft al 200 gram aan. Hoeveel gram moet er nog bij?

Slide 24 - Question ouverte

Bij een dierenwinkel hebben ze een leuke actie. Iedere tiende bezoeker krijgt een leuke dierenknuffel. Vandaag waren er al 38 mensen in de dierenwinkel geweest. Hoeveel van die mensen hebben een dierenknuffel gekregen?

Slide 25 - Question ouverte

Hoeveel gram is 1 kilo?

Slide 26 - Question ouverte

In een bos staan 11 dennen, 12 berken en nog 13 esdoorns. Hoeveel bomen staan er bij elkaar?

Slide 27 - Question ouverte

In een klein dorp kunnen 120 mensen wonen. Er wonen nu 80 mensen. Hoeveel mensen kunnen er nog bij?

Slide 28 - Question ouverte

Naar de dierentuin!
Groep 7 gaat met de auto naar de dierentuin. De meesters, juffen en een paar ouders rijden.



De groep bestaat uit 22 jongens en 11 meisjes.


Slide 29 - Diapositive

Hoeveel kinderen zitten er in totaal in groep 7?

Slide 30 - Question ouverte

In elke auto is plaats voor 3 kinderen. Hoeveel auto's zijn er nodig?
A
13
B
12
C
11
D
10

Slide 31 - Quiz

Entreeprijzen dierentuin





Per groep 1 begeleider gratis
Volwassenen
11,50 per peroon
Kinderen tot 12 jaar
10,75 per persoon
Groepen (minimaal 15 kinderen)
8,50 per persoon

Slide 32 - Diapositive

Hoeveel kost de entree van de dierentuin per kind?

Slide 33 - Question ouverte

Alle 33 kinderen krijgen een ijsje en frietjes
1,00
0,50

Slide 34 - Diapositive

Hoeveel euro moet de juf betalen voor de frietjes voor 1 leerling?

Slide 35 - Question ouverte

Alle 4 de ouders die mee gaan naar de dierentuin krijgen een bosje bloemen.
12 euro

Slide 36 - Diapositive

Hoeveel moet de juf betalen voor de bloemen?

Slide 37 - Question ouverte

Wooncomplex De zonnige dag
Huisnummers
Familie 
Welk huisnummer hoort hier?
de Groot
3
Jansen
5
van Beijk 
Welk huisnummer hoort hier?
Abbers
9
de Jong
De huisnummers van de Esdoornlaan 
Welke huisnummers missen er?


Slide 38 - Diapositive

En de laatste vraag
Ruud en Hans hebben 80 kilo 
aardappelen geoogst maandagochtend
25 kilo verkopen zij in hun eigen
winkel. 
30 kilo verkopen zij aan de supermarkt in het dorp. 

Hoeveel kg houden zij over?

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Diapositive