Hoofdstuk 5 Rekenen met variabelen

Rekenen met variabelen
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Rekenen met variabelen

Slide 1 - Diapositive

Herleiden
Termen
Variabele


Slide 2 - Carte mentale

Termen
Variabelen

Slide 3 - Question de remorquage

Formules korter schrijven

Gelijksoortige termen kunnen worden samengenomen.

Termen met dezelfde variabelen: 5a + 6a wordt 11a

Termen met verschillende variabelen kunnen NIET worden samengenomen, bijvoorbeeld 6a + 3q kun je niet samennemen 


Slide 4 - Diapositive

Optellen en aftrekken 
Alleen gelijksoortige termen kun je samenvoegen. In gelijksoortige termen komen precies dezelfde variabelen voor








g = 3a - 4 - 2a + 6
g = a + 2

Slide 5 - Diapositive

Wat is het kortste antwoord?
64b264b2
A
0b2
B
64
C
64b
D
0

Slide 6 - Quiz

gelijksoortige termen
optellen en aftrekken





Maak een formule voor de omtrek. Noem de omtrek P.

Slide 7 - Diapositive

Welke termen zijn gelijksoortig?
A
4x2
B
x2
C
4x
D
4

Slide 8 - Quiz


A
omtrek = 4x + 2h
B
omtrek = 2x + 4h
C
omtrek = x = h
D
omtrek = 4h + 2x

Slide 9 - Quiz

schrijf korter op:
K = 3a + 6a - 2t - 3a + 4t + 3a
A
K = 9a + 2t
B
K = 6a - 2t
C
k = 9a + 6t
D
k = 6a + 2t

Slide 10 - Quiz

Vermenigvuldigen
Bij optellen en aftrekken moet het van dezelfde soort zijn. 
Bij vermenigvuldigen hoeft dat niet! Denk aan een blender en maak een smoothie.
2a x 2p =
2 x a x 2 x p = 4 ap
van 2 ons appels en 2 ons peren maak je 
4 ons appel/peren smoothie.

Slide 11 - Diapositive

De vergelijking
korter geschreven is:
10q44q=16
A
6q-4=-16
B
14q-4=-16
C
2q=-16
D
Kan niet korter

Slide 12 - Quiz

schrijf korter
m = 7z - 7 - 9z + 11c
A
m = -9z + 11c
B
m = -2z +11c -7
C
m = 2z + 11c - 7
D
m = -2z + 11c +7

Slide 13 - Quiz

schrijf de formule zo kort mogelijk
formule y = 7g x 5
A
y = 5g + 7
B
y = 35g
C
g = y + 35
D
y = 12g

Slide 14 - Quiz

Schrijf zo kort mogelijk
Q = 3p x 10p

A
Q=30p
B
Q=13p2
C
Q=13p
D
Q=30p2

Slide 15 - Quiz

factoren mag je vermenigvuldigen
gelijksoortige termen mag je optellen en aftrekken

Slide 16 - Diapositive

Hoe gingen deze quiz vragen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Sondage