sollen & müssen

Lesdoel
Je kent de werkwoorden  müssen / sollen 
Je weet hoe je deze werkwoorden moet vervoegen
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Lesdoel
Je kent de werkwoorden  müssen / sollen 
Je weet hoe je deze werkwoorden moet vervoegen

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Wat betekent het werkwoord
sollen?
A
moeten
B
mogen
C
zullen

Slide 7 - Quiz

Wat betekent het werkwoord
müssen
A
hoeven
B
willen
C
moeten

Slide 8 - Quiz

In der Schule ___ man gut aufpassen.
A
noodzaak
B
wil van een ander

Slide 9 - Quiz

In der Schule ___ man gut aufpassen.

Slide 10 - Question ouverte

Ihr ___ nicht so viel simsen.
A
noodzaak
B
wil van een ander

Slide 11 - Quiz

Ihr ___ nicht so viel simsen.

Slide 12 - Question ouverte

Du ___ mir helfen, ich kann es nicht alleine.
A
noodzaak
B
wil van een ander

Slide 13 - Quiz

Du ___ mir helfen, ich kann es nicht alleine.

Slide 14 - Question ouverte

Wo sind doch die Toiletten?
Ich ___ mal.
A
noodzaak
B
wil van een ander

Slide 15 - Quiz

Wo sind doch die Toiletten?
Ich ___ mal.

Slide 16 - Question ouverte

3 Die Verben müssen und sollen

a 1 moeten

   2 moeten


3b 3

ich

   muss

     soll

du

   musst

     sollst

er/sie/es/man

   muss  

     soll

wir

   müssen

     sollen

ihr  

   müsst

     sollt

Sie/sie

   müssen

     sollen

c4  ich mache/ ich muss  

       er macht/ er muss 

c5 Bij müssen verandert hij, bij sollen niet.


d6 muss; het kan niet anders; ik moet nu naar het toilet.


d7 sollen; een ander wil het; wij moeten ons (van meneer Schubert) hier melden.


d8 müssen; het kan niet anders; we moeten het pakket nu ophalen.

Slide 17 - Diapositive

4 Müssen oder sollen?

1 muss         noodzaak

2 muss         noodzaak

3 musst        noodzaak

4 muss         noodzaak

5 soll             wil van een ander

6 muss         noodzaak

7 sollen         wil van een ander

8 müssen     noodzaak

Slide 18 - Diapositive

D
Lernliste
blz 80

Slide 19 - Carte mentale

Hausaufgaben
lernen:  Lernliste  D + D*+ J    blz 80    & Grammatik   blz 16
machen:   5 / 6 / 9   blz 17/18/19

Slide 20 - Diapositive