Schrijf op een blaadje het antwoord op de volgende vragen.
Uit welke 3 delen is een tekst opgebouwd?
Hoe vind je het onderwerp van een tekst?
Wat is de hoofdgedachte van een tekst?
Wat zijn alinea's?
Wat zijn tussenkopjes?
Wat zijn kernzinnen? Waar vind je de kernzinnen meestal?
Slide 6 - Diapositive
Herhaling lj. 2
Antwoorden
Inleiding- Kern (Middenstuk) -Slot
Lees de titel en de inleiding, kijk naar de plaatjes, kijk naar vetgedrukte woorden, stel jezelf de vraag: WAAR GAAT DE TEKST OVER? Onderwerp is maar een paar woordjes
Wat zegt de schrijver over het onderwerp. Is altijd een hele zin, nooit een vraag.
Stukjes tekst, meestal een witregel.
WTitels boven een alinea (zijn er niet altijd).
Belangrijkste zin van een alinea. Meestal 1e, 2e, of laatste zin. Is nooit een voorbeeld, toelichting.
Slide 7 - Diapositive
WOORDEN VAN DE WEEK
zie andere les
Slide 8 - Diapositive
Lesdoelen
Lesstof: Par --
Opdr. --
Leerdoel:
Ik kan 3 tekstverbanden noemen.
Ik kan bij ieder tekstverband minimaal 3 signaalwoorden noemen.
Ik kan tekstverbanden en signaalwoorden herkennen in teksten.
timer
1:00
Klaar?
--
Verdieping
--
Slide 9 - Diapositive
Signaalwoorden
Het woord SIGNAAL betekent net zoiets als:
* Teken
* Seintje
* Alarm
* Let op
Slide 10 - Diapositive
Lees de onderstaande tekst
Mert werd geboren in Turkije. Toen hij acht was verhuisde hij naar Nederland. Toen hij in Nederland was ging hij daar naar school. Dat vond hij stom. En toen werd hij vrienden met Tom. En toen vond Mert het iets leuker in Nederland. Toen bedacht hij dat hij op voetbal wilde. Dat mocht niet van zijn moeder. Toen ging Mert maar gewoon stiekem voetballen met de buurkinderen.
Wat valt je op?
Slide 11 - Diapositive
Lees de onderstaande tekst
Mert werd geboren in Turkije. Toen hij acht was verhuisde hij naar Nederland. Toen ging hij daar naar school. Dat vond hij stom. Toen sprak hij nog bijna geen Nederlands. En toen werd hij vrienden met Tom. En toen vond Mert het iets leuker in Nederland. Toen bedacht hij dat hij op voetbal wilde. En toen mocht dat niet van zijn moeder. Toen ging Mert maar gewoon stiekem voetballen met de buurkinderen.
Slide 12 - Diapositive
Signaalwoorden – je kunt ze beschouwen als de verkeersborden van je tekst
Slide 13 - Diapositive
Signaalwoorden
Er zijn heel veel meer signaalwoorden dan alleen maar 'toen'. Ook geven verschillende soorten signaalwoorden verschillende verbanden aan:
Slide 14 - Diapositive
UITLEG
Wat zijn signaalwoorden en wat doen ze?
Signaalwoorden geven de lezer een seintje dat
een zin of een alinea
een opsomming, een tegenstelling, een reden, een conclusie, enz. weergeeft.
Door signaalwoorden kun je de tekst beter begrijpen en kun jij zelf betere teksten schrijven.
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Vidéo
Signaalwoorden
Meest voorkomende signaalwoorden en verbanden
Slide 17 - Diapositive
Tijd
Voordat, nadat, eerst, daarna, toen, vroeger.
Slide 18 - Diapositive
Opsomming
En, ook, bovendien, ten eerste, ten tweede, vervolgens
Slide 19 - Diapositive
Tegenstelling
maar, echter, toch, hoewel, daarentegen
Slide 20 - Diapositive
Oorzaak – gevolg
Door, doordat, waardoor, te danken aan
Slide 21 - Diapositive
Voorbeeld
bijvoorbeeld, zoals, zo
Slide 22 - Diapositive
Conclusie
kortom, dus, vandaar dat
Slide 23 - Diapositive
Mindmap maken van signaalwoorden.
Zie voorbeeld (volgende dia).
Slide 24 - Diapositive
Mindmap + zinnen maken
Maak bij elk verband minimaal 2 zinnen met verschillende signaalwoorden.
Bijvoorbeeld:
Opsomming: Ik ga naar school en ik ga voetballen. Ook ga ik zwemmen.
Slide 25 - Diapositive
Goed signaalwoord/goede zin
Fout signaalwoord/foutieve zin
Noteer een signaalwoord voor tegenstelling en maak hier een zin mee.
Slide 26 - Carte mentale
Goed signaalwoord/goede zin
Fout signaalwoord/foutieve zin
Maak een zin waar het verband 'oorzaak-gevolg' in staat.
Slide 27 - Carte mentale
Goed signaalwoord/goede zin
Fout signaalwoord/foutieve zin
Maak een zin waar het verband 'voorbeeld' in staat.
Slide 28 - Carte mentale
Signaalwoorden
voorbeeld
zoals
bijvoorbeeld
opsomming
en
verder
ten eerste
tenslotte
tegenstelling
maar
toch
echter
hoewel
vergelijking
net als
evenals
zoals
reden/verklaring
omdat
want
daarom
oorzaak-gevolg
want
doordat
daardoor
doel-middel
daarmee
door middel van
voorwaarde
als
indien
tenzij
tijd
vroeger
intussen
tijdens
samenvatting
al met al
geconcludeerd kan worden dat
kortom
conclusie
dus
tot slot
Slide 29 - Diapositive
Oefenen met signaalwoorden
Pak je tekst van Salevo (social media).
1. Onderstreep alle signaalwoorden die je geleerd hebt. Dit doe je in stilte.
2. Geef jouw tekst met de door jou onderstreepte signaalwoorden aan je buurman/ buurvrouw en kijk het na.
3. Geef elkaars tekst terug en bespreek het samen.
Slide 30 - Diapositive
Signaalwoorden
voorbeeld
zoals
bijvoorbeeld
opsomming
en
verder
ten eerste
tenslotte
tegenstelling
maar
toch
echter
hoewel
vergelijking
net als
evenals
zoals
reden/verklaring
omdat
want
daarom
oorzaak-gevolg
want
doordat
daardoor
doel-middel
daarmee
door middel van
voorwaarde
als
indien
tenzij
tijd
vroeger
intussen
tijdens
samenvatting
al met al
geconcludeerd kan worden dat
kortom
conclusie
dus
tot slot
Slide 31 - Diapositive
Instructie spel
Maak twee teams. Kinderen die een biografie over elkaar schrijven, zitten in verschilende teams
Iedereen krijgt pen en papier.
Elke beurt heeft elk team een andere leider (tot iedereen is geweest, dan eindigt het spel).
Team 1 begint en draait aan het rad.
De leider van het team heeft 30 seconden om een zin te maken met het woord dat is gedraaid.
De andere teamleden van team 1 en team 2 bedenken ook een zin en schrijven deze op.
Heeft de leider een goede zin gemaakt? Dan krijgt team 1 het aantal punten dat achter het woord staat geschreven.
Heeft de leider niks kunnen bedenken? Dan mag hij of zij één kind aanwijzen uit team 1 om zijn of haar zin voor te lezen. Is die zin goed? Dan krijgt team 1 alsnog de punten.
Is die zin fout? Dan krijgt team 2 tien seconden om te overleggen welke zin ze gaan gebruiken. Is die goed? dan krijgt team 2 de punten. Is de zin fout? Dan krijgt niemand punten.
Het team met de meeste punten aan het einde wint.
Slide 32 - Diapositive
Maak in 30 seconden een zin met...
timer
15:00
Slide 33 - Diapositive
Opdracht
Herschrijf je tekst met een focus op signaalwoorden.
timer
30:00
Slide 34 - Diapositive
Schrijfopdracht
Slide 35 - Diapositive
'verder' is een signaalwoord van opsomming.
A
waar
B
niet waar
Slide 36 - Quiz
Wat is/ zijn een signaalwoord(en) van: opsommend verband?
A
Ten eerste
B
Bijvoorbeeld
C
Zo
D
tenslotte
Slide 37 - Quiz
Wat is een signaalwoord van: opsomming?
A
Ten eerste
B
Bijvoorbeeld
C
Zo
D
Echter
Slide 38 - Quiz
wat is een signaalwoord van: OPSOMMING
A
ook
B
maar
C
al met al
D
zoals
Slide 39 - Quiz
Nog vragen?
Slide 40 - Diapositive
quizizz.com
Slide 41 - Lien
Oefenen met signaalwoorden
Hoe kun je oefenen met signaalwoorden?
Open een website, zoek een nieuwsbericht, pak een recept of een andere tekst en omcirkel zoveel mogelijk signaalwoorden in verschillende kleuren.
Slide 42 - Diapositive
Lesdoelen
Aan het einde van deze les:
weet ik waarom het gebruik van signaalwoorden belangrijk is.
kan ik signaalwoorden herkennen.
kan ik signaalwoorden toevoegen en aanpassen in mijn eigen tekst.
kan ik een originele titel bedenken voor mijn biografie.
Slide 43 - Diapositive
onzetaal.nl
Slide 44 - Lien
Zelfstandig werken 3Kader
Lees
de aantekeningen nog eens goed door.
Maak
blz. 11-16, opdr. 1 t/m 8.
Hoe
opdrachten stil maken, zachtjes overleggen mag als je naast iemand zit.
Tijd
20 minuten
Klaar?
ga lekker lezen
Resultaat
Slide 45 - Diapositive
Zelfstandig werken 3Basis
Lees
de aantekeningen nog eens goed door.
Maak
Startopdracht klassikaal doen.
Blz. 84-91, opdracht 1 t/m 6.
Tekst eerst klassikaal lezen!
Hoe
opdrachten stil maken, zachtjes overleggen mag als je naast iemand zit.