1.1 Organismen

Start van de les
- Rustige binnenkomst, direct naar je eigen tafeltje (klasopstelling).

- Check bij jezelf: jas/pet/kauwgom?

- Tablet blijft in de tas. Werkspullen pak je voor je.

- Zachtjes overleg tot timer is afgelopen. Lesstart -> aandacht naar voren.

- leesmoment (lezen theorie uit je lesboek).
Lezen basisstof 1 en 2


timer
2:00
1 / 54
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 54 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Start van de les
- Rustige binnenkomst, direct naar je eigen tafeltje (klasopstelling).

- Check bij jezelf: jas/pet/kauwgom?

- Tablet blijft in de tas. Werkspullen pak je voor je.

- Zachtjes overleg tot timer is afgelopen. Lesstart -> aandacht naar voren.

- leesmoment (lezen theorie uit je lesboek).
Lezen basisstof 1 en 2


timer
2:00

Slide 1 - Diapositive

Verwachtingen

Spullen op orde -> altijd boek, tablet, oortjes, schrijfspullen

Respect voor elkaars inbreng

Gezellig, tegelijkertijd rustig en gefocust op leren.

Je doet actief mee met de les.






Slide 2 - Diapositive

Thema 1 - Organen en cellen
§ 1 Organismen

Slide 3 - Diapositive

Praktijkdossier
Het praktijkdossier is een verzameling PO's die meetellen voor je schoolexamens.
1. Gedragsonderzoek (dierentuin)
2. Een tekening van een preparaat (microscopie) 
+ Beoordeling 'werken met de microscoop' 
3. Snijpracticum kippenvleugels 
4. Veldwerkopdracht (keuzeopdracht, bijv. bacteriën kweken)
5. Furby-opdracht 
6. Presentatie Ordening 

Slide 4 - Diapositive

Alle thema's leerjaar 3
Thema 1: Organen en cellen
Thema 5: Stevigheid en beweging
Thema 2: Voortplanting en seksualiteit
Thema 3: Erfelijkheid en evolutie
Thema 6: Ecologie
Thema 7: Duurzaam leven
Thema 8: Gedrag
Thema 4: Ordening
 

Slide 5 - Diapositive

Lesdoelen § 1. Organismen
Je benoemt:
- het verschil tussen levend, levenloos en dood;
- wat de levenskenmerken zijn van een organisme;
- de levensfasen van een mens;

Slide 6 - Diapositive

organisme
Alle levende wezens worden organismen genoemd.
denk hierbij aan dieren, planten maar ook schimmels en bacteriën.

Slide 7 - Diapositive

Hoe zat het ook al weer?
Wanneer noem je iets dood?
Wanneer noem je iets levenloos?
Wanneer noem je iets levend?

Slide 8 - Diapositive

Levend - dood - levenloos

Slide 9 - Diapositive

Organismen
  • Alles dat leeft, is het een organisme.
  • Alle organismen hebben levenskenmerken.
  • Wanneer een organisme geen 
levenskenmerken meer heeft, is het dood.
  • Dingen die nooit hebben geleefd zijn levenloos.

Slide 10 - Diapositive

Wat is een voorbeeld van een organisme?
A
Gist (schimmel)
B
Koala (dier)
C
Paardenbloem (plant)
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Vidéo


A
levend
B
dood
C
levenloos
D
gewoon, water

Slide 13 - Quiz


A
Levend
B
Dood
C
Levenloos
D
geen idee

Slide 14 - Quiz

Stel je hebt een operatie waarbij je een donorhart krijgt. Dit hart is ...
A
Levend
B
Dood
C
Levenloos
D
Geen idee

Slide 15 - Quiz

Levenskenmerken
  • voortplanten
  • groeien
  • ontwikkelen
  • reageren op prikkels
  • bewegen
  • voeden
  • stofwisseling
  • ademhalen
  • uitscheiden
Organismen hebben levenskenmerken:
Deze drie samen: de stofwisseling

Slide 16 - Diapositive

Bewegen
Bij sommige organismen duidelijker dan bij anderen.

Slide 17 - Diapositive

Reageren op prikkels
  • Prikkels zijn invloeden uit de omgeving.
  • waarnemen en vervolgens erop reageren


Slide 18 - Diapositive

Voortplanten
  • Hierdoor onstaan nakomelingen

Slide 19 - Diapositive

Groeien

  • Groeien betekent: groter of zwaarder worden van een organisme

Slide 20 - Diapositive

Ontwikkeling

Veranderingen in bouw van een organisme.

Groei en ontwikkeling gebeuren vaak samen.

Slide 21 - Diapositive

Voeden
Het tot je nemen van voedingsmiddelen.

  • Spijsvertering: het opnemen van de voedingstoffen in de darmen.

Onderdeel van de stofwisseling.

Slide 22 - Diapositive

Ademhalen
  • Ook wel gaswisseling genoemd.
  • O2 wordt opgenomen, CO2 wordt afgestaan.
  • Belangrijk voor de verbranding in cellen.

Onderdeel van de stofwisseling.

Slide 23 - Diapositive

Uitscheiden
  • Het uitstoten / lozen van afvalstoffen.
  • Poepen, plassen, zweten, uitademen.

Onderdeel van de stofwisseling.

Slide 24 - Diapositive

Stofwisseling
  • Ademhalen, voeden en afvalstoffen uitscheiden vormen samen de stofwisseling. 
  • Stofwisseling is een proces waarbij stofjes worden omgezet (''gewisseld") naar andere stoffen.

Voorbeelden:
  • zuurstof + glucose omgezet in koolstofdioxide en water.
  • Ongebruikte glucose wordt omgezet in vet (reservevoedsel)

Slide 25 - Diapositive

Wat houdt stofwisseling in?
A
Stoffen worden geruild voor andere stoffen
B
Stoffen worden omgezet in andere stoffen

Slide 26 - Quiz

Een plant op de vensterbank draait zijn bladeren naar het licht.
Welke twee levenskenmerken kun je hieruit afleiden?
A
Waarnemen
B
Uitscheiden
C
Voortplanten
D
Bewegen

Slide 27 - Quiz

Zet telkens het bijbehorende levenskenmerk bij de juiste afbeelding.
voeden
ademhalen
uitscheiden
voortplanten
waarnemen
bewegen

Slide 28 - Question de remorquage

Welk levensverschijnsel heeft te maken met het afgeven van stoffen aan de omgeving?
A
Bewegen
B
Groeien
C
Uitscheiden
D
Waarnemen

Slide 29 - Quiz

Sommige planten maken sappen zoals nectar en hars. Deze kunnen ze vervolgens afgeven aan de omgeving. Hoe heet dit levensverschijnsel?
A
voeden
B
voortplanten
C
uitscheiden
D
groeien

Slide 30 - Quiz

Welke levensverschijnselen hebben te maken
met het feit dat organismen REAGEREN op hun omgeving?
A
Bewegen Voeden
B
Bewegen Ademhalen
C
Bewegen Waarnemen
D
Ademhalen Voeden

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Diapositive

Levensfasen
Een mensen leven kun je verdelen in 8 levensfasen:
  • Baby
  • Peuter
  • Kleuter
  • (School)kind
  • Puber
  • Adolescent (jongvolwassene)
  • Volwassene
  • Oudere

Slide 33 - Diapositive

Levensfasen

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

In deze levensfase vindt een groeispurt plaats
A
adolescent
B
kleuter
C
puber
D
baby

Slide 36 - Quiz

In deze levensfase ontwikkelen de voortplantingsorganen zich
A
adolescent
B
kleuter
C
puber
D
baby

Slide 37 - Quiz

Belangrijk periode voor geestelijke ontwikkeling voor schrijven, lezen en rekenen
A
adolescent
B
schoolkind
C
puber
D
peuter

Slide 38 - Quiz

In deze fase vindt de grove motorische ontwikkeling plaats zoals lopen en staan
A
baby
B
peuter
C
puber
D
kleuter

Slide 39 - Quiz

Welke levensfase komt na de puber?
A
Adolescent
B
Volwassene
C
Schoolkind
D
Jongvolwassene

Slide 40 - Quiz

In welke levensfase leer je zelfstandig worden?
A
baby
B
puber
C
adolescent
D
volwassene

Slide 41 - Quiz

In deze fase vinden er grote veranderingen sociale ontwikkeling zoals praten plaats
A
baby
B
peuter
C
kleuter
D
puber

Slide 42 - Quiz

Slide 43 - Diapositive

Levensloop en levenscyclus
1 organisme - individu
Doorloopt een levensloop -> vanaf geboorte tot dood verschillende 'vormen' of levensfasen
Sommige organismen heel verschillend (kikker, vlinder)

Levenscyclus -> een soort doorloopt een cyclus. Individu gaat dood, soort blijft bestaan

Slide 44 - Diapositive

Slide 45 - Vidéo

Aan de slag!
Neem deel aan je Lesson-up klas
Gebruik de klascode (vraag aan je docent of zie bord)

Basisstof 1 (vanaf blz. 10)
De normale opdrachten maken en nakijken.

Klaar
B2 lezen, maken en nakijken in je werkboek

Let op: na periode 1 gaan we opnieuw bepalen of je op dat moment bij de ondersteuning-, de plus-, of bij de expertgroep hoort.

Slide 46 - Diapositive

Levenscyclus en levensloop
Levensloop gaat over een individu, levenscyclus gaat over een soort.

Slide 47 - Diapositive

Levensloop
Ieder individu:
Geboorte ----------- (levensfasen / vormen) -------------> Dood

Slide 48 - Diapositive

Levenscyclus
Iedere soort:
  • geboorte
  • nakomeling
  • individuen sterven, maar soort blijft voortbestaan

Slide 49 - Diapositive

Slide 50 - Diapositive

Een levensloop is ....
A
Van geboorte tot dood
B
Een cyclus die continu door gaat

Slide 51 - Quiz

Wat stelt het
plaatje voor?
A
Levensloop
B
Levenscyclus

Slide 52 - Quiz

Levenscyclus is:
A
Als organismen dood gaan maar ook nakomelingen krijgen
B
een individu
C
alles tussen de geboorte en de dood
D
het levenskenmerk van de plant

Slide 53 - Quiz

Wat weten jullie nog van het vorige hoofdstuk (klas 2)???

Slide 54 - Diapositive