14.4-1 Zenuwcellen 5H 2425

14.4-1 Zenuwcellen
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 25 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

14.4-1 Zenuwcellen

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel 14.4 deel 1
Bouw van zenuwcellen.
Hoe gaan berichten over een zenuwcel en hoe gaan ze van de ene naar de andere zenuwcel.

Slide 2 - Diapositive

Leerdoel 10
Je beschrijft de bouw van zenuwcellen.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Neuronen
Cellichaam: kern en 
celorganellen

Slide 5 - Diapositive

Neuronen
Dendriet: uitloper die signalen opvangt van andere neuronen of zintuigcellen en richting het cellichaam stuurt

Slide 6 - Diapositive

Neuronen
Axon: uitloper die signalen van het cellichaam doorstuurt naar andere neuronen of een spier/ klier

Slide 7 - Diapositive

Neuronen
Myelineschede: isolerende laag rondom uitlopers 


Slide 8 - Diapositive

Neuronen
Synaps: plaats waar neuronen signalen aan elkaar doorgeven



Slide 9 - Diapositive

Neuronen
Neurotransmitter: chemische stof die berichten tussen zenuwcellen doorgeeft


Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Motorisch neuron

Slide 12 - Diapositive

Leerdoel 11
Je legt uit hoe impulsen zich verplaatsen langs het celmembraan en hoe de impulsoverdracht naar andere zenuwcellen verloopt.

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Slide 15 - Diapositive

1. de zenuwcel houdt zijn binnenkant negatief door actief Na+ ionen naar buiten te pompen
2. bij een impuls gaan heel kort speciale Na+ poorten open en wordt de binnenkant tijdelijk positief
3. deze impuls schuift op langs het membraan van het begin naar het einde van de zenuwcel.

Slide 16 - Diapositive

Cellen van Schwann
Vormen de myelineschede om de lange uitlopers van neuronen buiten het centraal zenuwstelsel. Membraan bevat vetachtige witte stof.



Slide 17 - Diapositive

Insnoeringen van Ranvier
In de myelineschede van uitlopers
zitten insnoeringen waar de
zenuwcel niet geïsoleerd is:
insnoeringen van Ranvier.




Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

1. Cellen van Schwann vormen de myelineschede om de uitlopers.
2. Tussenruimtes die niet geïsoleerd zijn: insnoering van Ranvier.
3. Een impuls springt van insnoering naar insnoering en kan daardoor veel sneller.

Slide 20 - Diapositive

Leerdoel 11
Je legt uit hoe impulsen zich verplaatsen langs het celmembraan en hoe de impulsoverdracht naar andere zenuwcellen verloopt.

Slide 21 - Diapositive

Impulsoverdracht
Als een impuls het einde van het axon bereikt komt daar een neurotransmitter vrij. Deze is stimulerend of remmend.
Stimulerende neurotransmitter: Natriumkanalen gaan open en er ontstaat een nieuwe impuls.
Remmende neurotransmitter:
Opengaan van natriumkanalen wordt geremd: geen impuls

Slide 22 - Diapositive

Impulsoverdracht
Drempelwaarde

Slide 23 - Diapositive

Lesdoel 14.4 deel 1
  • Je beschrijft de bouw van zenuwcellen (leerdoel 10)
  • Je legt uit hoe impulsen zich verplaatsen langs het celmembraan en hoe de impulsoverdracht naar andere zenuwcellen verloopt (leerdoel 11)

Slide 24 - Diapositive

Huiswerk
Maak de opdrachten van 
14.4: leerdoel 10 en 11


Slide 25 - Diapositive