3 feb hs 3 en 4 woorden gramm spelling - woordenschat hs3 en gramm hs 3 en 4

.

           
          
                ------------------------------------------------------------------------------
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

.

           
          
                ------------------------------------------------------------------------------

Slide 1 - Diapositive

filmpje
hs 3 woordenschat, herhaling
!!! hs 4 woordenschat slaan we over!

Slide 2 - Diapositive

Leer ook de woordjes uit dit hoofdstuk goed!

Slide 3 - Diapositive

Vaste voorzetsels

Veel werkwoorden hebben een vast voorzetsel: 
vertrouwen op, beschikken over, zich schamen voor , houden van, nadenken over  


Slide 4 - Diapositive

Vast voorzetsel
De betekenis van het werkwoord verandert soms als er zo'n vast voorzetsel bij staat, of als je het voorzetsel verandert.

Bijvoorbeeld:
LACHEN NAAR 
betekent iets heel anders dan 
LACHEN OM

Slide 5 - Diapositive

Vul aan met een vast voorzetsel
lijken ...

Slide 6 - Question ouverte

Vul aan met een vast voorzetsel:
Verlangen ...

Slide 7 - Question ouverte

combinatie zelfstandig naamwoord, werkwoord en een vast voorzetsel

voorbeelden:

- Verstand hebben van

- aanmerkingen maken op

Slide 8 - Diapositive

Vul aan met een vast voorzetsel:
een hekel hebben ...

Slide 9 - Question ouverte

Vul aan met een vast voorzetsel
aanleiding geven ...

Slide 10 - Question ouverte

voorzetseluitdrukkingen

Dit zijn woordcombinaties met een voorzetsel, een zelfstandig naamwoord en weer een voorzetsel.

vb:

- Ten tijde van

- Met betrekking tot

Slide 11 - Diapositive

Voorzetseluitdrukkingen
Voorzetseluitdrukkingen zijn woordcombinaties die je kunt vervangen door één woord.

Bekijk de volgende voorbeelden maar eens.

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Vul aan met een vast voorzetsel:
.. middel ...

Slide 15 - Question ouverte

Vul aan met de vaste voorzetsels:
... de hand ...

Slide 16 - Question ouverte

Sanja besteedt al haar zakgeld ... nieuwe kleren en make-up
A
voor
B
op
C
in
D
aan

Slide 17 - Quiz

We zijn ons niet bewust ... de impact van reclame op ons koopgedrag.
A
over
B
van
C
met
D
voor

Slide 18 - Quiz

In de kantine wordt ... ingang ... het nieuwe schooljaar verse jus verkocht.
A
met in
B
door van
C
met van
D
van in

Slide 19 - Quiz

Er zijn grote verschillen in de manier waarop mensen ... geld omgaan.
A
met
B
aan
C
over
D
op

Slide 20 - Quiz

De Tweede kamer had veel kritiek ... de bezuinigingen van de regering.
A
in
B
met
C
over
D
op

Slide 21 - Quiz

... antwoord ... uw mail deel ik u het volgende mee.
A
op, in
B
in, op
C
aan, met
D
met, aan

Slide 22 - Quiz

Opdracht  8 online kun je ook als extra oefening maken.

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Lien

Grammatica zinsdelen
Hs 3: werkwoordelijk gezegde en naamwoordelijk gezegde
Hs 4: bijvoeglijke bepaling

Slide 25 - Diapositive

Huiswerk voor maandag:
Hs 4 grammatica, zinsdelen, bijvoeglijke bepaling
Opdracht 1, 2, 4 en 5

Volgende les gaan we oefenen met wg, ng en bijv. bep.

Slide 26 - Diapositive