231001 2o

Goedemiddag klas 2o
Leg klaar:

Je leesboek of tijdschrift
Je boek en schrift Nederlands
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Goedemiddag klas 2o
Leg klaar:

Je leesboek of tijdschrift
Je boek en schrift Nederlands

Slide 1 - Diapositive

Vandaag:
Lezen
Instructie: 
bekende woordsoorten (herhaling)
persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden (nieuw)
werktijd

Slide 2 - Diapositive

Lezen
timer
10:00

Slide 3 - Diapositive

KB2 curus 5 
§ 1 herhaling leerjaar 1


Woordsoorten.

Slide 4 - Diapositive

Lidwoorden
Er zijn drie lidwoorden (lw): de, het en een. 
Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord
(de prijs – een prijs.) 

Slide 5 - Diapositive

Zelfstandige naamwoorden 

  • Een zelfstandig naamwoord (zn) is een woord voor een mens, dier, plant of ding.
  • Een zelfstandig naamwoord heeft meestal een enkelvoud en een meervoud (vriend – vrienden).
  • Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken (vriend – vriendje).
  • Je kunt er meestal een lidwoord voor zetten (de vriend, een vriendschap).






Slide 6 - Diapositive

Bijvoeglijke naamwoorden 
Het bijvoeglijk naamwoord  geeft extra informatie over het zelfstandig naamwoord.

Slide 7 - Diapositive

Werkwoorden 
.

Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet of wat iets of iemand overkomt.

Een werkwoord kun je vervoegen. 



Slide 8 - Diapositive

Voorzetsels 

Voorzetsels (vz) zijn meestal korte woorden, zoals na, tussen en door. Ze geven vaak aan:
– een plaats: in / op / naar (de kast)
– een tijd: na / tijdens / in (de pauze)
– een reden of oorzaak: door / vanwege (de regen)

Je kunt een voorzetsel voor een lidwoord + zelfstandig naamwoord zetten:







Slide 9 - Diapositive

Aan het werk.
Maak online: 
cursus 5: grammatica
§ 1: WS Herhaling leerjaar 1 kgt
opdracht: 1 t/m 6

Slide 10 - Diapositive

KB2 curcus 5 § 5 


persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden

Slide 11 - Diapositive

Is het nu mijn of me camera?
We kijken even naar de video bij deze paragraaf....

Slide 12 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord

Een persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon, dier of ding:
Wij keken naar de hardloopwedstrijd.
Hij moet hier aan de lijn.
Ik heb het ingepakt.



Slide 13 - Diapositive

Bezittelijk voornaamwoord

Een bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is. 

Het staat altijd vóór het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort: jullie huis, onze klas, jouw jurk.


Slide 14 - Diapositive

Waar gaat het mis?
Meestal gaat dit vanzelf goed!

Instinkers zijn:
jou of jouw
hen of hun
me of mijn

Slide 15 - Diapositive

Het schema

Slide 16 - Diapositive

Aan het werk
  1. Afmaken cursus 5 § 1 --> herhaling leerjaar 1 (online)

  2. Werk in je boek aan cursus 5 § 5 (blz. 210-211),
    opdracht 1 t/m 6 .

  3. Kijk de opdrachten na met een nakijkboek

Slide 17 - Diapositive