1A - 10 september 2020 Woordenschat hf 1 (Letterlijk & figuurlijk taalgebruik)

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Telefoons in je tas, iPad dicht op tafel

Planning:

1. Een nieuw taalfenomeen ontdekken......!
2. Aan de slag!
3. Huiswerk + taalvout
   

0

Je krijgt zometeen een tekst met vragen.

• Lees de tekst (alleen).
• Beantwoord vraag 2 (met je buur).

Letterlijk vs. figuurlijk taalgebruik

Definitie?

Pak het oefenblad.

• Beantwoord vraag 3 (met je buur).

Klaar? 
Kies twee zinnen uit.
Beeld met je buur de figuurlijke en letterlijke betekenis uit en maak er foto's van.

Upload hier je foto's!

Wat vind je van de volgende voorbeelden?

• De blinde man zag het niet zitten om een nieuwe huisarts te krijgen.

• Joep tegen zijn vierjarig zusje nadat ze een snoepje pikt en straf krijgt: "Wie zijn gat brandt, moet op de blaren zitten."

• In een instructiefolder van een IKEA-kast staat de volgende tekst: 'Pak de plank en een spijker. Je slaat de spijker op zijn kop.' 

Wanneer & waarom gebruik je figuurlijk taalgebruik?

Wanneer is het niet zo handig om figuurlijk taalgebruik te gebruiken?

Ik begrijp wat er met letterlijk & figuurlijk taalgebruik wordt bedoeld.

1. Ja
2. Nog niet helemaal
3. Nee

Ik herken letterlijk & figuurlijk taalgebruik in een tekst.

1. Ja
2. Nog niet helemaal
3. Nee

Ik kan beoordelen of figuurlijk taalgebruik wel of niet gepast is in een bepaalde situatie.

1. Ja
2. Nog niet helemaal
3. Nee

Wat vind je nog lastig?

Enquête

Klik op de volgende link en vul de enquête in:

https://www.survio.com/survey/d/P8R7M4G3A4Y0D6U8J

Huiswerk

Maak opdracht 2 van 

Woordenschat hf. 1.