1AG - §3.4 en §3.6

Welkom
- Schrift, boek op tafel
- Les §3.4 & §3.6
- Vooruitblik.
Leerdoelen
Je kunt uitleggen hoe je reukzintuig werkt.
Je kunt uitleggen hoe je smaakzintuig werkt. 
Je kunt uitleggen hoe zintuigen samenwerken bij de beoordeling van je voedsel. 
Je kunt uitleggen waardoor je verschillende geuren kunt onderscheiden.
- Je kunt de namen van de delen van de hersenen benoemen en uitleggen wat hun functie is.
- Je kunt uitleggen wat er gebeurt in je hersenen wanneer je iets leert.
- Je kunt uitleggen hoe je geheugen werkt.
- Je kunt uitleggen hoe het zenuwstelsel van ongewervelde dieren (zoals de regenworm) gebouwd is.
Huiswerk
§3.4 - maken en nakijken
§3.6 - maken en nakijken

Oefentoets HD3

1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Welkom
- Schrift, boek op tafel
- Les §3.4 & §3.6
- Vooruitblik.
Leerdoelen
Je kunt uitleggen hoe je reukzintuig werkt.
Je kunt uitleggen hoe je smaakzintuig werkt. 
Je kunt uitleggen hoe zintuigen samenwerken bij de beoordeling van je voedsel. 
Je kunt uitleggen waardoor je verschillende geuren kunt onderscheiden.
- Je kunt de namen van de delen van de hersenen benoemen en uitleggen wat hun functie is.
- Je kunt uitleggen wat er gebeurt in je hersenen wanneer je iets leert.
- Je kunt uitleggen hoe je geheugen werkt.
- Je kunt uitleggen hoe het zenuwstelsel van ongewervelde dieren (zoals de regenworm) gebouwd is.
Huiswerk
§3.4 - maken en nakijken
§3.6 - maken en nakijken

Oefentoets HD3

Slide 1 - Diapositive

Hoe ruik je?
  • Je ruikt met je reukzintuig

  • Het reukzintuig is deel van
     het neusslijmvlies

  • Geurstoffen komen via de 
     lucht bij het reukzintuig
Bron 2

Slide 2 - Diapositive

Geuren onderscheiden
Je neus bestaat uit verschillende typen zintuigcellen om geuren waar te nemen.

Aan de onderkant van een reukzintuigcel zit een receptor, een speciale vorm waar een geurstof aan vast kan hechten (net als een sleutel voor een slot).

Bestudeer stap 1 t/m 5 op blz. 169 in je tekstboek.

Slide 3 - Diapositive

Hoe proef je eten?
  • Je tong is bedekt met kleine uitsteeksels, die noem je smaakpapillen.

  • Tussen de smaakpapillen liggen de smaakzintuigen
Als je iets eet of drinkt komen er smaakstoffen op je tong. Die prikkelen de smaakzintuigen. De smaakzintuigen sturen vervolgens impulsen naar je hersenen
Bron 3

Slide 4 - Diapositive

Proeven met smaak én geur
Als je eet, proef je veel meer dan
5 smaken (zout, zoet, zuur, bitter, umami (hartig).

Dat komt doordat je ook ruikt.

Bij proeven voegen je hersenen de informatie van de smaakzintuigen en het reukzintuig samen.

Hierdoor proef je wat je eet.
Bron 4

Slide 5 - Diapositive

Waardoor vind je iets lekker of vies?
Of je iets lekker vindt hangt af van de geur en de smaak, maar je gebruikt ook andere zintuigen:

  • Je lichtzintuigcellen
     (Ziet het er lekker uit?)
  • Je koude- en warmtezintuigen
     (Is het eten warm of koud?)
  • Je tastzintuigen
     
    (Hoe is de structuur?)
Bron 5

Slide 6 - Diapositive

Waardoor vind je iets lekker of vies?
Ook je eetgewoontes en ervaringen
spelen een rol bij wat je lekker vindt of niet. 

Jij bent niet gewend om bijvoorbeeld insecten te eten, terwijl dat in andere culturen heel normaal is.

Je smaak kan ook veranderen als je ouder wordt.

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Hebben alle dieren hersenen?
Gewervelde dieren: hebben hersenen, die ongeveer hetzelfde gebouwd zijn als die van mensen.

Veel ongewervelde dieren hebben geen hersenen zoals: sponzen, kwallen of zeesterren

Slide 9 - Diapositive

Hebben alle dieren hersenen?
Sommige ongewervelde dieren hebben zeer eenvoudige hersenen, v.b: regenworm
- Zenuwknopen - groep cellen waar impulsen samenkomen en die segmenten aanstuurt.
- Vangt lichtprikkels op in kop/staart met speciale zintuigen.
- Vangt trillingen op met speciale drukzintuigjes in de huid.

Slide 10 - Diapositive

Maar waarom zitten je hersenen in je hoofd en alle andere belangrijke organen in je romp? Zelfs bij wormen?

Slide 11 - Diapositive

Grote hersenen

Geheugen, nadenken
emoties, bewustwording informatie zintuigen

Bevat schors
Daarin de hersencentra, bijv.
- spraakcentrum
- gevoelscentrum
- centrum voor beweging



Slide 12 - Diapositive

Kleine hersenen

Controleren / coördineren van je bewegingen

Evenwicht



Slide 13 - Diapositive

Hersenstam
Verbinding tussen hersenen en ruggenmerg

Onbewuste levensprocessen
  • ademhaling
  • hartslag
  • lichaamstemperatuur


Slide 14 - Diapositive

Geheugen
Korte termijn geheugen:       max. half uur onthouden
                                                           bijv. telefoonnummer dat je leest en 
                                                           meteen gaat gebruiken
Lange termijn geheugen:      hier onthoud je informatie voor 
                                                           langere tijd. Dit is informatie uit
                                                           het korte termijn geheugen die je 
                                                           meerdere malen herhaald hebt.

Slide 15 - Diapositive

Hoe werkt leren?
Leren is het maken van verbindingen tussen zenuwcellen in je hersenen.
Door iets vaker te doen worden deze verbindingen sterker, maar als je iets weinig of niet meer doet worden deze verbindingen steeds zwakker. Door vaak genoeg te oefenen met bijvoorbeeld lopen gaat het uiteindelijk automatisch

Slide 16 - Diapositive

Leren
Leren = maken van nieuwe 
verbindingen tussen zenuwcellen
in de hersenen.

Geheugenspoor = zenuwcellen in 
de hersenschors worden met elkaar
verbonden in een bepaald patroon
1 = lange termijn geheugen, 
      het geheugenspoor

Slide 17 - Diapositive

Vooruitblik
TW
HD3 §1 t/m 4 + §6
Voorbereiden
Begrippen
Oefenen:
- biologiepagina
- oefentoetsen online

Aan de slag
- Herhalen HD3
- Begrippenlijst maken
- Samenvatten/Mindmap maken
- Oefenen op www.biologiepagina.nl

Slide 18 - Diapositive