6.6 Rekenen met het belastingstelsel

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Let op, toets over hoofdstuk 6:  

3b, 3d, 3e : dinsdag 8 februari

3a, 3c: donderdag 10 februari 

(staat nu goed in jullie rooster)

6.6 Rekenen met het belastingstelsel

deel 1

Doel van vandaag:

Je kent deze begrippen:

• boxenstelsel
• belastbaar inkomen
• schijventarief
• progressief belastingsysteem

• Je kunt rekenen met Box 1

inkomstenbelasting

Er zijn drie soorten belastbare inkomens. Deze worden verdeeld in drie 'groepen' (boxen): 

• Box 1: inkomen uit werk en wonen
• Box 2: inkomen uit aanmerkelijk belang
• Box 3: inkomen uit sparen en beleggen

Belastbaar inkomen

Belastbaar inkomen = bruto inkomen - aftrekposten

Belastbaar inkomen

Belastbaar inkomen = bruto inkomen - aftrekposten

bijv. - studiekosten

        - betaalde hypotheekrente

         - giften (goede doelen)

Belastbaar inkomen

Belastbaar inkomen = bruto inkomen - aftrekposten

Stel: bruto inkomen = € 34.500

studiekosten = € 3000

Wat is het belastbaar inkomen?

bijv. - studiekosten

        - betaalde hypotheekrente

         - giften (goede doelen)

Box 1: inkomen uit werk en woning

Rekenen met Box 1

1. bereken het belastbaar inkomen
2. bereken per schijf, hoeveel belasting er betaald moet worden
3. tel deze bedragen bij elkaar op 

Rekenen met Box 1

1. bereken het belastbaar inkomen

 

                                        

Jan heeft een bruto inkomen van € 28.000.

Hij heeft € 2400 hypotheekrente betaald.

Hoeveel belasting betaalt hij in box 1?

Rekenen met Box 1

1. bereken het belastbaar inkomen

 belastbaar inkomen = bruto inkomen - aftrekposten

                                        

Jan heeft een bruto inkomen van € 28.000.

Hij heeft € 2400 hypotheekrente betaald.

Hoeveel belasting betaalt hij in box 1?

Rekenen met Box 1

1. bereken het belastbaar inkomen

 belastbaar inkomen = bruto inkomen - aftrekposten

                                        = 28.000 - 2400

                                     

Jan heeft een bruto inkomen van € 28.000.

Hij heeft € 2400 hypotheekrente betaald.

Rekenen met Box 1

1. bereken het belastbaar inkomen

 belastbaar inkomen = bruto inkomen - aftrekposten

                                        = 28.000 - 2400

                                        = 25.600

Jan heeft een bruto inkomen van € 28.000.

Hij heeft € 2400 hypotheekrente betaald.

Rekenen met Box 1

1. bereken het belastbaar inkomen
2. bereken per schijf, hoeveel belasting er betaald moet worden
3. tel deze bedragen bij elkaar op 

Rekenen met Box 1

2. Bereken per schijf, hoeveel belasting er betaald moet worden

Belastbaar inkomen: € 25.600

Rekenen met Box 1

Belastbaar inkomen: €25.600

Rekenen met Box 1

Belastbaar inkomen: €25.600

19.645 / 100 * 36,25 =7.121,31

Rekenen met Box 1

Belastbaar inkomen: €25.600

19.645 / 100 * 36,25 =7.121,31

Over welke bedrag moet er nu nog belasting betaald worden? 

Rekenen met Box 1

Belastbaar inkomen: €25.600

19.645 / 100 * 36,25 =7.121,31

25.600 - 19.645 = 5.955

Over welke bedrag moet er nu nog belasting betaald worden? 

Rekenen met Box 1

Belastbaar inkomen: €25.600

19.645 / 100 * 36,25 =7.121,31

5.955 

25.600 - 19.645 = 5.955

Rekenen met Box 1

Belastbaar inkomen: €25.600

19.645 / 100 * 36,25 =7.121,31

5.955 / 100 * 42 = 2.501,10

25.600 - 19.645 = 5.955

Rekenen met Box 1

1. bereken het belastbaar inkomen
2. bereken per schijf, hoeveel belasting er betaald moet worden
3. tel deze bedragen bij elkaar op 

Rekenen met Box 1

1. bereken het belastbaar inkomen
2. bereken per schijf, hoeveel belasting er betaald moet worden
3. tel deze bedragen bij elkaar op 

7.121,31 + 2.501,10 = € 9.622,41

Doel van vandaag:

Je kent deze begrippen:

• boxenstelsel
• belastbaar inkomen
• schijventarief
• progressief belastingsysteem

• Je kunt rekenen met Box 1

Doel van vandaag:

Je kent deze begrippen:

• boxenstelsel
• belastbaar inkomen
• schijventarief
• progressief belastingsysteem

• Je kunt rekenen met Box 1

Aan de slag!

Maak van paragraaf 6.6 opdracht 1 t/m 6 

(je mag zachtjes met je buurman/buurvrouw overleggen)

Klaar? --> Flashcards maken / oefenen! 

6.6 Rekenen met het belastingstelsel

deel 2

Doel van vandaag:

Je kent deze begrippen:

• Box 2
• Box 3
• heffingskorting

• Je kunt rekenen met box 1, 2 en 3

Korte herhaling:

Rekenen met Box 1

1. bereken het belastbaar inkomen
2. bereken per schijf, hoeveel belasting er betaald moet worden
3. tel deze bedragen bij elkaar op 

Box 1: inkomen uit werk en woning

Oefenen:

Annie heeft een bruto inkomen van € 67.000.

Ze heeft € 1100 uitgegeven aan een sportschoolabonnement.

Hoeveel belasting betaalt zij in box 1? 

Oefenen:

1. belastbaar inkomen = bruto inkomen - aftrekposten

belastbaar inkomen = € 67.000

Oefenen:

1. belastbaar inkomen = € 67.000

2. Hoeveel belasting per schijf?

Oefenen:

Belastbaar inkomen: € 67.000

19.645 / 100 * 36,25 =7.121,31

13.718 / 100 * 42 = 5.761,56

23.168 / 100 * 42 = 9.730,56

10.469 / 100 * 52 = 5443,88+

                              € 28.057,31

Box 2

box 2: inkomen uit aanmerkelijk belang.

Je hebt dan minimaal 5% van de aandelen van een bedrijf. 

Je hoeft hier niet mee te kunnen rekenen.

Box 3 

box 3: inkomen uit vermogen (sparen en beleggen) 

Box 3 

box 3: inkomen uit vermogen (sparen en beleggen) 

dit geldt vanaf € 21.139 

uitgangspunt: 4% rendement

over het rendement 30% belasting

Box 3 

box 3: inkomen uit vermogen (sparen en beleggen) 

dit geldt vanaf € 21.139 

uitgangspunt: 4% rendement

over het rendement 30% belasting

Let op: 

toen het boek uitkwam (2014), was € 21.139 de grens. In 2022 is dat € 50.650

Voorbeeld box 3

Yvet heeft € 25.000 spaargeld. Hoeveel belasting betaalt zij in 2014 (toen het boek uitkwam) in box 3?

Uitwerking:

Voorbeeld box 3

Yvet heeft € 25.000 spaargeld. Hoeveel belasting betaalt zij in 2014 (toen het boek uitkwam) in box 3?

Uitwerking:

25.000 - 21.139 = 3861

Voorbeeld box 3

Yvet heeft € 25.000 spaargeld. Hoeveel belasting betaalt zij in 2014 (toen het boek uitkwam) in box 3?

Uitwerking:

25.000 - 21.139 = 3861

4% van € 3861 = € 154,44

Voorbeeld box 3

Yvet heeft € 25.000 spaargeld. Hoeveel belasting betaalt zij in 2014 (toen het boek uitkwam) in box 3?

Uitwerking:

25.000 - 21.139 = 3861

4% van € 3861 = € 154,44

30% van € 154,44 = € 46,33

Voorbeeld box 3

Yvet heeft € 25.000 spaargeld. Hoeveel belasting betaalt zij in 2014 (toen het boek uitkwam) in box 3?

Uitwerking:

25.000 - 21.139 = 3861

4% van € 3861 = € 154,44

30% van € 154,44 = € 46,33

Nog een voorbeeld box 3

In dit voorbeeld gelden de regels van 2022!

Loes heeft € 100.000 spaargeld, hoeveel belasting betaalt zij in box 3?

Nog een voorbeeld box 3

In dit voorbeeld gelden de regels van 2022!

Loes heeft € 100.000 spaargeld, hoeveel belasting betaalt zij in box 3?

 € 100.000 - € 50.650 = € 49.350

Nog een voorbeeld box 3

In dit voorbeeld gelden de regels van 2022!

Loes heeft € 100.000 spaargeld, hoeveel belasting betaalt zij in box 3?

 € 100.000 - € 50.650 = € 49.350
4% van € 49.350 = € 1974

Nog een voorbeeld box 3

In dit voorbeeld gelden de regels van 2022!

Loes heeft € 100.000 spaargeld, hoeveel belasting betaalt zij in box 3?

 € 100.000 - € 50.650 = € 49.350
4% van € 49.350 = € 1974

30% van € 1974 = € 592,20

Aftrekposten en heffingskorting

- Aftrekposten: daarmee wordt het belastbaar inkomen lager.

belastbaar inkomen = bruto inkomen - aftrekposten

- Heffingskorting:  daarmee wordt de te betalen inkomstenbelasting lager.

te betalen belasting = totaal aan belasting - heffingskorting 

box 1, 2 en 3 combineren

Stap 1: neem het bruto inkomen

Stap 2: bruto inkomen - aftrekposten = belastbaar inkomen

Stap 3: Reken uit hoeveel belasting je in box 1 moet betalen

Stap 4: Reken uit hoeveel belasting je in box 2 en 3 moet betalen

Stap 5: Tel de drie belastingbedragen bij elkaar op

Stap 6: Trek de heffingskortingen af van het totaalbedrag van stap 5

Dat is de belasting die betaald moet worden. 

Aan de slag!

Maak opdracht 7 t/m 11

je mag samenwerken met je buurman/buurvrouw, overleg zachtjes!

Klaar? --> nakijken