verwijswoorden

Stukje herhalen
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Stukje herhalen

Slide 1 - Diapositive

Verwijswoorden
Verwijswoorden gebruik je om een tekst/zinnen leuker te maken.

  • Max is blij. Max heeft 8 euro verdiend. Max heeft een weddenschap gewonnen.
  • Max is blij. Hij heeft namelijk met een weddenschap 8 euro verdiend. 

Slide 2 - Diapositive

DEZE, DIE, DAT, DAT, HIJ, ZIJ, HET, ZE, HEM, HAAR, HEN

Dit zijn verwijswoorden.





Je gebruikt deze verwijswoorden om te verwijzen naar iemand die of iets wat 
eerder genoemd is.

Slide 3 - Diapositive

VERWIJSWOORDEN
Verwijswoorden verwijzen meestal 
naar een woord dat al eerder genoemd is of 
wijzen vooruit naar een woord dat nog genoemd gaat worden.

Slide 4 - Diapositive

‘Bart is verkoper bij de Praxis, hij werkt daar 5 dagen per week.’
Hoeveel verwijswoorden zitten er in deze zin?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 5 - Quiz

Ga naar:
Nieuw Nederlands: Samenhang in teksten
Maak de startopdracht.

Slide 6 - Diapositive

We kijken het filmpje met de uitleg allemaal zelf.

Hierna krijgen jullie een aantal vragen over het filmpje.

Slide 7 - Diapositive

Hoe noem je woorden die aangeven wat zinnen en alinea's met elkaar te maken hebben.
A
lidwoorden
B
werkwoorden
C
signaalwoorden

Slide 8 - Quiz

Noem signaalwoorden

Slide 9 - Carte mentale

De signaalwoorden 'maar' en 'echter' geven vaak een ............... aan.

Slide 10 - Question ouverte

Maak nu de opdrachten in groepjes

Ik kom langs

Slide 11 - Diapositive