Het woordje 'het' is een persoonlijk voornaamwoord als het
niet voor een zn staat, maar zelfstandig in de zin voorkomt. Het is dan
een ding of zaak (iets).
Ik geef het cadeau aan haar. = ZN
Ik geef het aan haar. = PSV
In de tweede zin is het een persoonlijk voornaamwoord, het is dan iets, het is een apart zinsdeel en er staat geen lw achter.