Ik kan uitleggen wat biotische en abiotische factoren zijn.
Ik kan zelf een voedselweb maken aan de hand van een bron.
Ik kan met behulp van een voedselweb uitleggen hoe de biodiversiteit is.
Ik kan verschillende ecosystemen vergelijken en de belangrijkste verschillen uitleggen.
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
Mens & NatuurMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1
Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 80 min
Éléments de cette leçon
Ecologie
Ik kan uitleggen wat biotische en abiotische factoren zijn.
Ik kan zelf een voedselweb maken aan de hand van een bron.
Ik kan met behulp van een voedselweb uitleggen hoe de biodiversiteit is.
Ik kan verschillende ecosystemen vergelijken en de belangrijkste verschillen uitleggen.
Slide 1 - Diapositive
Biotische en Abiotische factoren
Biotische factor
biotische factoren zijn levende dingen die invloed hebben op het milieu. Je kan hierbij denken aan dieren en planten.
Dat zijn levende wezens die ook invloed hebben op de omgeving om hun heen.
Abiotische factor
Abiotische factoren zijn levenloze dingen die invloed hebben op het milieu zoals de zon en water.
Er is een verschil tussen levenloos, en niet levend of dood. Levenloos heeft nooit geleefd, waar dingen die niet meer leven of dood zijn wel hebben geleefd.
Slide 2 - Diapositive
Benoem zo veel mogelijk abiotische factoren.
Slide 3 - Carte mentale
Geef aan of een factor biotisch of abiotisch is.
Biotisch
Biotisch
Biotisch
Biotisch
Biotisch
Abiotisch
Abiotisch
Abiotisch
Slide 4 - Question de remorquage
Sander zegt dat een dood hert een abiotische factor is, het leeft namelijk niet meer. Anne zegt dat een dood hert een biotische factor is, het heeft namelijk geleefd. Wie heeft er gelijk?
A
Sander
B
Anne
Slide 5 - Quiz
Ronald zegt dat de zee biotische factor is, er leven namelijk vissen in. Marlies zegt dat de zee een abiotische factor is, de zee zelf leeft namelijk niet. Wie heeft er gelijk?
A
Ronald
B
Marlies
Slide 6 - Quiz
Voedselketen
Voedselketen
Een voedselketen laat zien wat door welk dier word opgegeten. Het geeft in één oogopslag een beeld van hoe de "circle of life" werkt.
In een voedsel keten wijst de pijl altijd van wat er gegeten word naar de eter.
Voorbeeld
De muis eet het plantje.
De slang eet de muis.
De roofvogel een de slang.
Slide 7 - Diapositive
voedselweb
Voedselweb
In een voedselweb zijn verschillende voedsel ketens verwerkt.
Je krijgt hierdoor in één plaatje te zien welke dieren in een ecosysteem leven en hoe deze eten en gegeten worden.
Slide 8 - Diapositive
De pijlen in een voedselweb of keten lopen van wat word gegeten naar de eter.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quiz
Een voedselweb heeft altijd maar één eind dier.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quiz
Maak de voedselketen kloppend
Slide 11 - Question de remorquage
Maak het voedselweb kloppend
Slide 12 - Question de remorquage
Ecosysteem
Het individu
Het individu is één levend wezen.
Het is de eerste laag in een ecosysteem.
Als je naar een individu kijkt kijt jaar wat voor invloed het individu heeft op zijn omgeving en andersom.
De populatie
De populatie is een groep van dezelfde levend wezen in een gebied.
Het is de tweede laag in een ecosysteem.
Als je naar een populatie kijkt kijk je naar wat voor invloed de populatie heeft op zijn omgeving en andersom.
Een populatie is sterk afhankelijk van zijn omgeving.
Bijvoorbeeld: Duiven in Rotterdam zijn een andere populatie dan duiven in Den haag of Dordrecht.
Een levensgemeenschap
De levensgemeenschap is een omgeving met verschillende diersoorten.
Het is de derde laag in een ecosysteem.
Een levensgemeenschap bestaat uit verschillende populaties van verschillende dieren. Binnen een levensgemeenschap kun je onderzoek doen naar hoe verschillende populaties op elkaar reageren.
Het ecosysteem
Het ecosysteem bestaat dus uit de drie hiervoor genoemde lagen. Het individu, de populatie, en de levensgemeenschap.
Het verschil tussen een levensgemeenschap en het ecosysteem is dat je bij een levensgemeenschap kijkt naar de levende dieren en planten, en bij een ecosysteem neem je ook de abiotische factoren en de omgeving mee.
Slide 13 - Diapositive
Een populatie bestaat uit allemaal individuen van dezelfde diersoort
A
Waar
B
Niet waar
Slide 14 - Quiz
Een levensgemeenschap bestaat uit allemaal verschillende populaties van hetzelfde dier
A
Waar
B
Niet waar
Slide 15 - Quiz
Benoem zo veel mogelijk verschillende omgevingen/ecosystemen.
Slide 16 - Carte mentale
Leg in je eigen woorden uit wat het verschil is tussen een levensgemeenschap en een ecosysteem.