2BBA maandag 26 april Blok 3, woordenschat

1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Vandaag: 

  • Welkom! We gaan 10 minuten lezen
  • Doel van de les
  • Terugblik: woordenschat
  • Huiswerk bespreken
  • Door met voor- en achtervoegsels
  • Zelfstandig aan de slag
  • Afsluiting les

Slide 2 - Diapositive

Lesdoel
Na vandaag:

Weet je wat voor- en achtervoegsels zijn

Slide 3 - Diapositive

Het huiswerk bespreken:

Paragraaf 3.9 (woordenschat) opdrachten 1 tot en met 5.10


Waren er vragen?

Slide 4 - Diapositive

Voor- en achtervoegsels

Slide 5 - Diapositive

Wat zijn eigenlijk voor-en achtervoegsels?

Slide 6 - Question ouverte

Voor- en achtervoegsels
Onmogelijk
Herkauwen
Fantasierijk
Beweegbaar
Mislukken

Voor- en achtervoegsels helpen je om achter de betekenis van een woord te komen. Ze hebben een vaste betekenis. 

On = niet (niet mogelijk)
Her = opnieuw
Rijk = met veel (met veel fantasie)
Baar = Het kan bewegen
Mis = niet 

Slide 7 - Diapositive

Uitleg over voorvoegsels
Sommige woorden bestaan uit een woord en voorvoegsel. Een voorvoegsel helpt je om de betekenis van een woord te vinden. 
Het staat voor het woord.


Openen --> heropenen --> opnieuw openen-->        her = weer, opnieuw
Nodig --> onnodig --> niet nodig -->                         on = niet
Lukt --> mislukt --> niet gelukt -->                             mis = verkeerd, fout

Slide 8 - Diapositive

Achtervoegsels
Een achtervoegsel bestaat niet als los woordje. Het kan soms wel een betekenis hebben.

 

-loos = zonder, bv. kleurloos
- (t)je = klein
- achtig = een beetje als, bv. blauwachtig
- baar = het kan/je kunt het (eetbaar)
- vol = met veel (Sfeervol)

Slide 9 - Diapositive

Welk voor- of achtervoegsel?
  • Zonder werk = werk ....
  • Je hebt geen geluk = ... geluk
  • Hij is niet echt bekend = ..... bekend
  • Het lijkt een beetje op paars = paars ....
  • Nogmaals een examen doen = .... examen
  • Ik vind haar niet zo aardig = .... aardig
  • Het is niet eerlijk = .... eerlijk
  • Het is te eten = eet ...
  • Ik gun je dat niet = .... gunnen
  • Zonder gevoel = gevoel ....
  • Hij heeft veel hoop = hoop .....



Slide 10 - Diapositive

Zelfstandig werken 
Wat
Blok 3 Paragraaf 3.10 Over taal Opdrachten 8a tot en met 11.2b

Hoe
Zelfstandig

Hulp nodig?
Vraag de docent
               
Klaar?
Dan mag je verder lezen in je boek of huiswerk maken voor een ander vak
                                   
Hoe lang
15 minuten 

Slide 11 - Diapositive

Afsluiten
Wat vond je van de les, hoe vond je het gaan?
De volgende keer: verwijswoorden


Huiswerk:

Blok 3 Paragraaf 3.10 Over taal Opdrachten 8a tot en met 11.2b




Slide 12 - Diapositive