Psychotische stoornissen

• Verpleging en verzorging
• MBO
• Studiejaar 2

Psychotische stoornissen en schizofrenie

Doelen

• De student kan beschrijven wat een psychose is. 

• De student kan uitleggen wat schizofrenie is, kan de symptomen herkennen en benoemen en de belangrijkste verpleegkundige interventies beschrijven. 

• De student kan het ontstaan en verloop van schizofrenie beschreven. 

• De student kent het verschil tussen positieve & negatieve symptomen en kan bij elk ook minimaal 3 voorbeelden benoemen. 

• De student kan verschillende oorzaken benoemen die een bijdrage leveren aan het ontstaan van schizofrenie. 

• De student kan een korte beschrijving geven van een schizoaffectieve stoornis, een korte psychotische stoornis & een waanstoornis en kan het verschil tussen deze stoornissen benoemen.  

Waar denk je aan bij een psychose

Psychose en schizofrenie beteken hetzelfde

1. Waar
2. Niet waar

Welke doelgroep loopt het grootste risico op schizofrenie?

1. Hoogbegaafden
2. Marokkaanse mannen in Nederland
3. Mensen met hart- en vaatziekten
4. Geen van de opties

Mensen met schizofrenie hebben een 20-25 jaar lagere levensverwachting

1. Waar
2. Niet waar

Bij 4 op de 5 cliënten komt een psychose vaker terug.

1. Waar
2. Niet waar

Welke drug geeft een gevaarlijk risico op het ontwikkelen van een psychose

1. Cocaïne
2. XTC
3. Cannabis
4. Alcohol

Op welke leeftijd is de kans op het ontwikkelen van een psychose het grootst?

1. 13-20 jaar
2. 28-45 jaar
3. 16-35 jaar
4. Na je 25ste

WAAN

HALLUCINATIE

Gedesoriënteerd gedrag

Ik ben god

Ik voel beestjes over mijn huid lopen

Twee jassen over elkaar aan trekken

Er zitten camera's verborgen in lampen

Ik zie iemand verschijnen uit de muur

Ik loop in cirkels om de tafel heen

Welke tips voor het begeleiden van mensen met een psychose haal jij hieruit?

Doelen

• De student kan beschrijven wat een psychose is. 

• De student kan uitleggen wat schizofrenie is, kan de symptomen herkennen en benoemen en de belangrijkste verpleegkundige interventies beschrijven. 

• De student kan het ontstaan en verloop van schizofrenie beschreven. 

• De student kent het verschil tussen positieve & negatieve symptomen en kan bij elk ook minimaal 3 voorbeelden benoemen. 

• De student kan verschillende oorzaken benoemen die een bijdrage leveren aan het ontstaan van schizofrenie. 

• De student kan een korte beschrijving geven van een schizoaffectieve stoornis, een korte psychotische stoornis & een waanstoornis en kan het verschil tussen deze stoornissen benoemen.