Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Deeltaak 4 week 5 les 1
Slide 1 - Diapositive
-Verben und Sátze übersetzen
-Lesen üben
- Aftekenen! (evt. week 1 dt 5)
Slide 2 - Diapositive
Verben verbeugen!
In de woordenlijst staan vele werkwoorden.
Je weet hoe je regelmatige
werkwoorden vervoegt:
Slide 3 - Diapositive
Oefen nu met het vervoegen van de werkwoorden uit jouw woorden lijst door de zinnen te vertalen en daarbij echt aandacht te hebben voor de werkwoordvormen!!!
Slide 4 - Diapositive
übersetze:
1 Ik ga te voet naar de bioscoop.
2 Hij klimt de brug op (hinauf).
3 Zij heeft zin in een feestje.
4 Steek jij de straat over?
5 Zijn jullie bij het (am) station uitgestapt?
6 Ik vertrek bij de (an der) halte.
7 Zoekt u het spoor?
timer
8:00
Slide 5 - Diapositive
Ik ga te voet naar de bioscoop.
Slide 6 - Question ouverte
Hij klimt de brug op (hinauf).
Slide 7 - Question ouverte
Zij heeft zin in een feestje.
Slide 8 - Question ouverte
Steek jij de straat over?
Slide 9 - Question ouverte
Zijn jullie bij het (am) station uitgestapt?
Slide 10 - Question ouverte
Ik vertrek bij de (an der) halte.
Slide 11 - Question ouverte
Zoekt u het spoor?
Slide 12 - Question ouverte
Vertalingen:
1 Ich gehe zu Fuß ins Kino.
2 Er klettert die Brücke hinauf.
3 Sie hat Lust auf eine Party.
4 Überquerst du die Straße?
5 Seit ihr am Bahnhof ausgestiegen?
6 Ich fahre an der Haltestellte ab.
7 Suchen Sie das Gleis?
Slide 13 - Diapositive
Dan nu lezen oefenen!
Ik laat steeds een stukje tekst met vragen zien.
Lees zelf de tekst en maak de vraag.
Daarna vul je jouw antwoord in in LessonUp.
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Wat is het goede antwoord?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 16 - Quiz
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Wat is het goede antwoord?
A
A
B
B
C
C
Slide 19 - Quiz
Slide 20 - Diapositive
Slide 21 - Diapositive
Wat is het goede antwoord?
A
A
B
B
C
C
Slide 22 - Quiz
Slide 23 - Diapositive
Slide 24 - Diapositive
Wat zijn de goede antwoorden?
A
A en B
B
B en C
C
C en A
D
C en B
Slide 25 - Quiz
Slide 26 - Diapositive
Slide 27 - Diapositive
Wat is het goede antwoord?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 28 - Quiz
Slide 29 - Diapositive
Und? Wie habt ihr es gemacht?
1 goed
2 goed
3 goed
4 goed
5 goed
6 goed
Slide 30 - Sondage
Volgende les:
Oefentoets: Woorden, grammatica, haben+sein VT en TT, regelmatige werkwoorden vervoegen.