Lezen H2.3 1TOP D en E

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Lezen H2.3 1TOP-D en E

Feit of mening?

School is belangrijk.

1. Feit
2. Mening

Vragen waarom ze dit denken. 

Feiten

Feit = 

- iets wat werkelijk zo is of wat echt is gebeurd. 

- Je kunt het controleren. 

Meningen

Mening = 

- Wat iemand ergens van vindt.

- Verschillen vaak.

- Andere woorden voor mening: standpunt, oordeel, opinie, opvatting. 

Noem synoniemen voor 'mening'.

Feit of mening?

In september 2018 werden de Filipijnen, China en Hong Kong getroffen door een zware tyfoon.

1. Feit
2. Mening

Vragen waarom ze dit denken. 

Hoe kun je het feit uit de vorige dia controleren?

Feit of mening?

Volgens mijn broer moeten kinderen hun zakgeld op giro 555 storten als er een grote ramp is.

1. Feit
2. Mening

Vragen waarom ze dit denken. 

Aan welk(e) woord(en) kun je herkennen dat het een mening is?
Volgens mijn broer moeten kinderen hun zakgeld op giro 555 storten als er een grote ramp is.

Wat klopt er niet aan de volgende zin?

Ik vind dat er in Limburg heuvels voorkomen.

TH gaat aan de slag!

Maken H2.3 Lezen opdr.  3-4-5-6 

Hv gaat aan de slag!

Maken H2.3 Lezen opdr.  4-5-6

Moeilijkewoordenwijzer

Moeilijkewoordenwijzer

1. Is het woord belangrijk?

2. Leid de betekenis af uit de context (= zinnen in de buurt van het woord)

3. Geen aanwijzing in de tekst? Woordenboek of vragen!

Moeilijkewoordenwijzer

Context = zinnen in de buurt

Zoek naar 'VOSTI' 

- Voorbeeld
- Omschrijving              
- Synoniem                     
- Tegenovergesteld woord

- een zin die je op een Idee brengt

Wanneer je een woordenboek gebruikt, lees je niet het hele woordenboek. Je hebt een vraag en je zoekt naar een antwoord. Deze leesstrategie heet ....

1. Verkennend lezen
2. Zoekend lezen
3. Nauwkeurig lezen

Moeilijkewoordenwijzer

Synoniem = 

Twee woorden die ongeveer hetzelfde betekenen.

Theorie (tekstverband 1)

Goede tekst heeft verband tussen: - woorden
                                                                          - zinnen
                                                                          - alinea's
Dit noem je een tekstverband. 

Signaalwoorden kunnen een tekstverband aangeven.

Theorie (tekstverband 1)

1. Opsommend tekstverband = Noemt twee of meer tekstdelen in volgorde.

Signaalwoorden: 

ook, bovendien, daarnaast, zowel...als, ten eerste, ten slotte, enz.

Voorbeeld: 

Willem heeft veel hobby's. Hij verzamelt treintjes, maar hij spaart ook foto's van het Koningshuis. Hij speelt bovendien gitaar. 

Wat wordt er in het voorbeeld opgesomd?
Willem heeft veel hobby's. Hij verzamelt treintjes, maar hij spaart ook foto's van het Koningshuis. Hij speelt bovendien gitaar.

https:

Korte oefening met signaalwoorden opsommend tekstverband. 

Theorie (tekstverband 1)

2. Tijdsvolgorde = geeft aan in welke volgorde de gebeurtenissen plaatsvinden

Signaalwoorden: 

eerst, intussen, terwijl, toen, vervolgens, daarna, voordat, nadat, ten slotte

Voorbeeld: 

Nog voordat Jaap was uitgesproken, gooide Sophie hem een glas water in het gezicht. Meteen daarna is ze vertrokken. 

Theorie (tekstverband 1)

3. Tegenstelling = geeft aan welke tekstdelen een tegenstelling vormen

Signaalwoorden: 

maar, echter, toch, evenwel, daarentegen, enerzijds...anderzijds, daar staat tegenover

Voorbeeld: 

Jaap mist Sophie enorm, maar hij laat het niet merken. Sophie wil hem nooit meer zien. Jaap daarentegen is nog steeds gek op haar. 

https:

https:

TH gaat aan de slag!

Maken H2.3 Lezen opdr. 9-10-11

opdr. 12-13-14

opdr. 16-17-18

opdr. 19-20

HV gaat aan de slag!

Maken H2.3 Lezen opdr. 7-8-9

opdr. 10-11-12

opdr. 13-14-15

opdr. 16-17-18