Les 3 - 2.3 Opsommende signaalwoorden

2.3 Lezen
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

2.3 Lezen

Slide 1 - Diapositive

feit - mening

Slide 2 - Diapositive

Een mening kun je controleren, een feit niet.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quiz

Een mening is iets wat iemand ergens van vindt of over denkt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Moeilijkewoordenwijzer
Moeilijkewoordenwijzer

Slide 5 - Diapositive

Moeilijk woord? 

Kijk naar de context; zoek naar:

Een omschrijving
Een synoniem (politieman/agent)
Een voorbeeld
een woord met tegenovergesteld betekenis (arm-rijk)
een zin die je op een idee brengt.

Slide 6 - Diapositive

Wat is de laatste stap van de moeilijkewoordenwijzer?
A
De betekenis proberen te raden.
B
Woordenboek of aan iemand vragen.
C
Je afvragen of het woord belangrijk genoeg is.
D
Kijken of er een uitleg in de tekst staat.

Slide 7 - Quiz

Een jurist werkt op een kantoor. Deze rechtsgeleerde is ook vaak op de rechtbank te vinden.
A
omschrijving
B
voorbeeld
C
synoniem
D
aanwijzing

Slide 8 - Quiz

Ik houd van al het fruit, bijvoorbeeld van aardbeien.
A
omschrijving
B
voorbeeld
C
synoniem
D
aanwijzing

Slide 9 - Quiz

Zins- en alineaverbanden

Slide 10 - Diapositive

Signaalwoorden geven het verband aan

Een tekst zonder signaalwoorden bestaat eigenlijk niet! (Zelfs in boekjes van Nijntje worden signaalwoorden gebruikt).
Zelfs het simpelste woordje 'en' is een signaalwoord.

Ik pakte mijn fiets EN fietste naar school. --> Er wordt iets OPGESOMD!

Slide 11 - Diapositive

Waarom heeft een tekst verbanden nodig?

Slide 12 - Question ouverte

Tekstverband 1: opsomming
Opsomming: noemt twee of meer tekstdelen in volgorde. 
Signaalwoorden van de opsomming:
als eerste, bovendien, daarnaast, vervolgens, ook, tot slot

Bijvoorbeeld: Willem heeft veel hobby's. Hij verzamelt treintjes, maar hij spaart ook foto's van de formule 1. Hij speelt bovendien ook gitaar. 

Slide 13 - Diapositive

Welk soort woorden horen er bij een tekstverband?
A
Signaalwoorden
B
Verwijswoorden
C
Moeilijke woorden
D
Makkelijke woorden

Slide 14 - Quiz

Wat is een signaalwoord
Wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die verbanden tussen zinnen leggen
B
Woorden die zelfstandig een betekenis hebben
C
Woorden die iets zeggen over het zelfstandignaamwoord
D
Woorden die extra informatie geven

Slide 15 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor opsomming?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 16 - Quiz

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor 'opsomming'?
A
en
B
ook
C
daarna
D
tevens

Slide 17 - Quiz

Noem een voorbeeld van een signaalwoord waaraan je een opsomming herkent.

Slide 18 - Question ouverte

Signaalwoorden van opsomming


Ook, bovendien, daarnaast, zowel .... als, ten eerste, ten slotte

Zin?

Slide 19 - Diapositive

Ik heb een super leuk weekend gehad. Ten eerste ben ik bij opa en oma geweest. Ook ging ik naar de dierentuin. Bovendien  gingen we zwemmen.

Slide 20 - Diapositive

Opsomming
Schrijf zelf een kort tekstje waarin een opsomming zit met 5 delen van de opsomming.
timer
5:00
Alleen
In stilte 

Slide 21 - Diapositive

Klaar! 
Maken opdracht 10/11/12/13/14

Slide 22 - Diapositive

Welk tekstverband moeten jullie tot nu toe kennen?
A
Tegenstelling
B
Opsomming
C
Tijdsvolgorde
D
Voorbeeld

Slide 23 - Quiz