Je moet laten zien dat jouw gespreksvaardigheid minimaal voldoet aan de volledige onderstaande omschrijving;
Beurten nemen en bijdragen aan samenhang
Je kunt het gesprek op gang houden met eenvoudige strategieën, zoals het uitstellen van een reactie. Binnen je eigen beurten breng je op eenvoudige wijze samenhang aan. Dit doe je door middel van een eenvoudige opbouw en veelvoorkomende voeg- en verwijswoorden (zoals want, maar, omdat, die, dat, jouw). Enkele fouten met deze woordsoorten kunnen nog voorkomen.
Afstemming op doel
Je reageert adequaat op je gesprekspartner, waarmee je je gespreksdoel bereikt.
Afstemming op de gesprekspartner(s)
Je past je woordgebruik en toon vrijwel altijd aan het publiek aan in formele en informele situaties.