(VWO) Herhaling hoofdstuk 2

Herhaling hoofdstuk 2
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Herhaling hoofdstuk 2

Slide 1 - Diapositive

TO = 6q
Wat is de prijs op deze markt?

Slide 2 - Question ouverte

Opbrengstenformule
  • De totale opbrengst van bedrijven bestaat uit afzet × omzet, ofwel p × q

Slide 3 - Diapositive

De kostenformule voor een bepaald product is als volgt:
TK = 2q + 200
Waarvoor staat 2q?
A
Variabele kosten
B
Vaste kosten

Slide 4 - Quiz

Kostenformule
  • De formule voor kosten is TK = TVK + TCK
  • Het deel constante/vaste kosten is altijd een constante, ofwel een getal
  • Het deel variabele kosten is altijd een variabele, ofwel een getal keer een letter (vaak q voor hoeveelheid)

Slide 5 - Diapositive

TO = 6q
TK = 2q + 200
Wat is de break-even afzet?

Slide 6 - Question ouverte

Break-even
  • Break-even is het punt waarop geen winst wordt gemaakt, ofwel TO = TK
  • Om dit te berekenen stel je TO en TK aan elkaar gelijk.

Slide 7 - Diapositive

Q = −100.000p + 1.000.000
Is dit een vraaglijn of een aanbodlijn?
A
Vraaglijn (Qv)
B
Aanbodlijn (Qa)

Slide 8 - Quiz

Vraag- en aanbodlijnen
  • Vraag- en aanbodlijnen bestaan uit een variabele en een constante. De variabele wordt beïnvloed door de prijs
  • Een vraaglijn heeft een negatieve variabele: wanneer de prijs stijgt, daalt de hoeveelheid
  • Een aanbodlijn heeft een positieve variabele: wanneer de prijs stijgt, stijgt de hoeveelheid

Slide 9 - Diapositive

De aanbodlijn van een smartphone is als volgt. De grondstofkosten voor batterijen stijgen.
Wat gebeurt er met de aanbodlijn?
A
De aanbodlijn gaat naar links
B
De aanbodlijn gaat naar rechts
C
De aanbodlijn gaat omlaag
D
De aanbodlijn gaat omhoog

Slide 10 - Quiz

Verandering van de aanbodlijn
  • De aanbodlijn veranderd door veranderingen buiten de markt om, vooral door veranderingen van grondstofprijzen.
  • Wanneer de grondstofprijzen voor een bepaald product stijgen, berekenen producenten deze door in de verkoopprijs
  • Wanneer de grondstofprijzen stijgen, stijgt ook de prijs van het product.

Slide 11 - Diapositive

De aanbodlijn van een smartphone is als volgt. De grondstofkosten voor batterijen stijgen.
Wat gebeurt er met de vraaglijn?
A
Je kiest een punt met een hogere prijs
B
Je kiest een punt met een lagere prijs
C
Je kiest een punt met een lagere hoeveelheid
D
Je kiest een punt met een hogere hoeveelheid

Slide 12 - Quiz

Verandering op de vraaglijn
Wanneer de aanbodlijn veranderd kies je ook een ander punt op de vraaglijn, het snijpunt verschuift namelijk.

Slide 13 - Diapositive

De vraaglijn van een product is als volgt. Het inkomen van de vragers stijgt.
Wat gebeurt er met de vraaglijn?
A
De vraaglijn gaat naar links
B
De vraaglijn gaat naar rechts
C
De vraaglijn gaat omlaag
D
De vraaglijn gaat omhoog

Slide 14 - Quiz

Verandering van de vraaglijn
  • De vraaglijn veranderd door veranderingen buiten de markt om, vooral door inkomensveranderingen.
  • Wanneer het inkomen van iemand stijgt zal ook de hoeveelheid stijgen die ze van bepaalde producten gaan kopen. Hierdoor gaat de vraaglijn naar rechts/boven

Slide 15 - Diapositive

Vragers willen een ..., dus als de prijs stijgt zal de gevraagde hoeveelheid ...
A
lage prijs, stijgen
B
hoge prijs, stijgen
C
lage prijs, dalen
D
hoge prijs, dalen

Slide 16 - Quiz

Aanbieders willen een ...,
dus als de prijs stijgt zal de
aangeboden hoeveelheid ...
A
lage prijs, stijgen
B
hoge prijs, stijgen
C
lage prijs, dalen
D
hoge prijs, dalen

Slide 17 - Quiz

Zie de grafiek hiernaast.
Is er hier sprake van een vraag- of aanbodoverschot?
Zal de prijs gaan
dalen of stijgen?
A
Vraagoverschot, prijs gaat stijgen
B
Aanbodoverschot, prijs gaat stijgen
C
Vraagoverschot, prijs gaat dalen
D
Aanbodoverschot, prijs gaat dalen

Slide 18 - Quiz

Vraag- en aanbodoverschot
  • Wanneer de prijs op de markt hoger is dan de evenwichtsprijs is het aanbod hoger dan de vraag. We hebben dan een aanbodoverschot en de prijs zal gaan dalen.
  • Wanneer de prijs op de markt lager is dan de evenwichtsprijs is het aanbod lager dan de vraag. We hebben dan een vraagoverschot en de prijs zal gaan stijgen.

Slide 19 - Diapositive

Op een markt met weinig aanbieders is de macht van elke aanbieder ... dan op een markt met veel aanbieders
A
Groter
B
Kleiner

Slide 20 - Quiz

Op een markt met homogene goederen
is de macht van elke aanbieder ... dan
op een markt met heterogene goederen
A
Groter
B
Kleiner

Slide 21 - Quiz

Markten en concurrentie
  • Op elke markt is concurrentie op prijs. Wie de laagste prijs heeft, krijgt alle vragers
  • MAAR elke markt heeft twee variabelen:
    aantal aanbieders en type product.

Slide 22 - Diapositive

Markten en concurrentie
  • Op een markt met weinig aanbieders is een hoger-dan-de-laagste-prijs mogelijk door marketing, de merken op deze markt zijn herkenbaar (denk Coca-Cola/Pepsi)
  • Op een markt met heterogene producten is een hoger-dan-de-laagste-prijs mogelijk doordat de producten iets van elkaar verschillen. (waarde verschil hoger of lager dan prijs?)

Slide 23 - Diapositive