H10 meten

Hoofdstuk 10
Meten
1 / 47
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 2

Cette leçon contient 47 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 10
Meten

Slide 1 - Diapositive

Instructie 1.
Doel:Ik begrijp de onderstaande woorden
  • lengte
  • breedte
  • hoogte
  • diepte
  • dikte

Slide 2 - Diapositive

hoogte

Slide 3 - Diapositive

Wat is groter een cm of een mm?
A
cm
B
mm
C
een meter
D
idk

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Diapositive

Hoeveel milimeter past er in een cm?

Slide 6 - Question ouverte

Hoeveel mm past er op 10 cm?

Slide 7 - Question ouverte

Slide 8 - Diapositive

Hoe breed is jouw tafel in centimeters?
Meet op.

Slide 9 - Question ouverte

Hoe hoog is jouw tafel?
Meet op.

Slide 10 - Question ouverte

Hoe breed is jouw tafel?

Slide 11 - Question ouverte

Slide 12 - Diapositive

Hoe dik is jouw schoenzool?

Slide 13 - Carte mentale

Verzin een meetvraag met hoogte, dikte, breedte of lengte.

Slide 14 - Carte mentale

Instructie 2. 
Doel: 
  • ik ken de referentiematen.
  • Ik kan het begrip meter en kilometer toepassen.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Hoeveel grote stappen passen er in een voetbalveld?
100 stappen
10 stappen
idk
1000 stappen

Slide 17 - Sondage

Wat is langer,
2 kilometer of 2000 stappen?
2 kilometer
2000 stappen
Echt een stomme vraag.
Dat is even veel.

Slide 18 - Sondage

Instructie  4, 5 en 6.
Doel: 
Ik kan een liniaal of rolmaat gebruiken om te meten.
Ik weet dat de lange strepen op een liniaal een cm aangeven.
Ik weet dat de korte strepen op een liniaal een mm aangeven.

Slide 19 - Diapositive

Hoeveel centimeter staat er op een liniaal? En hoeveel op een rolmaat?

Slide 20 - Question ouverte

Om de lengte van een klaslokaal te meten gebruik ik een.......

Slide 21 - Sondage

Om de dikte van mijn tafel te meten gebruik ik een.................

Slide 22 - Sondage

Hoeveel korte streepje is 3 cm?

Slide 23 - Carte mentale

Uitleg 7, 8 en 9.
Doel:
Ik kan iets meten dat langer is dan een hele centimeter.
Ik begrijp dat er 10 mm in 1 cm passen.
Ik begrijp dat 1 mm = 0,1 cm

Slide 24 - Diapositive


8 centimeter en 5 milimeter is 8,5 centimeter.
2 centimeter en 1 milimeter is samen 2,1 centimeter.

Slide 25 - Diapositive

Hoe schrijf je 5 cm en 3 mm in milimeters?

Slide 26 - Carte mentale

Hoe schrijf je 15 cm en 8 mm in milimeters?

Slide 27 - Carte mentale

instructie 11 en 12.
Doel:
Ik kan iets dat langer is  dan 10 mm opschrijven in cm.

25 milimeter = 2,5 centimeter.
18 milimeter = 1,8 centimeter

Slide 28 - Diapositive

schrijf als kommagetal in cm.
34 mm
A
340 cm
B
0,34 cm
C
3,4 cm
D
stomme vraag.

Slide 29 - Quiz

Schrijf als kommagetal in cm.
98 mm
A
0,98 cm
B
9,8 cm
C
98 cm
D
alweer een stomme vraag.

Slide 30 - Quiz

Instructie 13,14,15
Doel:
  • Ik weet dat 100 centimeter = 1 meter.
  • Ik kan iets dat langer is dan 1 meter opschrijven. (bv. 1 meter en 15 cm)
  • Ik begrijp dat 1 centimeter = 0,01 meter.

Slide 31 - Diapositive

100 centimeter =  1 meter

Dat betekent dat 100 grote strepen op jouw liniaal net zoveel is als één grote stap.

Slide 32 - Diapositive

Hoeveel centimeter is 3 meter?

Slide 33 - Question ouverte

Hoeveel meter is 400 centimeter?

Slide 34 - Question ouverte

Hoeveel meter is 320 centimeter?
A
32 meter
B
3,2 meter
C
3200 meter
D
Hou eens op met die vragen!

Slide 35 - Quiz

Uitleg 16, 
Als iets langer is dan 100 cm kun je de afmeting ook schrijven als kommagetal in meter.

210 cm = 2 meter en 10 centimeter.

2,10 meter lang.

Slide 36 - Diapositive

Iets dat 1 meter en 10 centimeter is kun je op twee manieren opschrijven:

1 m en 10 cm of
110 cm

Slide 37 - Diapositive

Schrijf in centimeter:
1 m en 15 cm.

Slide 38 - Carte mentale

Schrijf in centimeter:
12 m en 23 cm.
A
1,223 cm
B
122,3 cm
C
12, 23 cm
D
1223 cm

Slide 39 - Quiz

Schrijf als kommagetal in meter.
315 centimeter.

Slide 40 - Question ouverte

Schrijf als kommagetal in meter.
118 centimeter.

Slide 41 - Question ouverte

Schrijf als getal in meter en centimeter.

415 centimeter
A
4 m en 15 cm
B
40 cm en 15 cm
C
41 m en 50 cm
D
415 m

Slide 42 - Quiz

Schrijf als getal in meter en centimeter.

830 centimeter
A
80 m en 30 cm
B
0,83 m
C
8 m en 30 cm
D
8,30 cm

Slide 43 - Quiz

Leerdoelen.
Je hebt nu alles geleerd wat je moet weten.
Zijn er nog leerdoelen die lastig vindt en waar je mee wilt oefenen?

Slide 44 - Diapositive

Geef aan hoe jij de toets meten denkt te kunnen maken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 45 - Sondage

Welk leerdoel wil je nog extra oefenen?

Slide 46 - Carte mentale

Wil je extra oefenen?
Nee.Maak Test jezelf en Door elkaar.
Ja. Maak Test jezelf en Door elkaar. Laat weten wat je extra wilt oefenen bij je docent.

Slide 47 - Sondage