6.3 Hoe komt de overheid aan geld?

6.3 Hoe komt de overheid aan geld? 
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

6.3 Hoe komt de overheid aan geld? 

Slide 1 - Diapositive

Welkom klas 2B
  • Ga rustig zitten volgens de plattegrond
  • Pak je boek erbij en je huiswerk
  • Laptop blijft in de tas

Slide 2 - Diapositive

Wat gaan we doen ?
Huiswerk controle: Opdracht: 4, 7, 10, 12, 15, 16, 18 t/m 24, 26,27 en 31.
Terugblik vorige les
6.3 hoe komt de overheid aan geld ?
6.4 Komt de overheid rond ? ( zelfstandig in lesson up)
Opgavens maken.
Afsluiten op leerdoelen

Slide 3 - Diapositive

6.3 Hoe komt de overheid aan geld? 
Deze les leer je:

waar het grootste gedeelte van de inkomsten van de overheid vandaan komen

Slide 4 - Diapositive

0

Slide 5 - Vidéo

6.3 Hoe komt de overheid aan geld
De inkomsten van de overheid bestaan grotendeels uit belastingen. 

Belasting is een verplichte bijdrage die burgers en bedrijven aan de overheid betalen

Slide 6 - Diapositive

6.3 Hoe komt de overheid aan geld
Soorten belasting:
  • Inkomstenbelasting
  • Loonbelasting
  • Belasting over de winst

  • BTW
  • Accijns

Slide 7 - Diapositive

6.3 Hoe komt de overheid aan geld
Belastingen
  • Directe belastingen
  • (betaal je direct aan de overheid, bijv. loonbelasting of belasting over winst)
  • Indirecte belastingen
  • (betaal je via een tussenstap aan de overheid, bijv. btw, accijns)

Slide 8 - Diapositive

6.3 Hoe komt de overheid aan geld
Subsidie = financiële bijdrage van de overheid om mensen en bedrijven te stimuleren
  • Sporten
  • Museumbezoek
  • Milieuvriendelijker produceren
  • ...

Slide 9 - Diapositive

6.3 Hoe komt de overheid aan geld? 

Slide 10 - Diapositive

Niet-belasting ontvangsten
  • Winst uit overheidsbedrijven
  • Boetes

Slide 11 - Diapositive

6.3 Hoe komt de overheid aan geld? 
Samenvattend: 
  • Belastinginkomsten (direct en indirect 
  • Premies (zie 6.2)
  • Niet-belastinginkomsten
  • winst uit staatsbedrijven     (NS, Schiphol)
  • verkoop aardgas
  • boetes

Slide 12 - Diapositive

Een rekenmachine kost € 7,99 in de winkel. Dit is inclusief 21% btw.
Bereken de verkoopprijs (excl. btw).
A
€ 6,60
B
€ 7,97
C
€ 6,31
D
€ 5,96

Slide 13 - Quiz

Wat zijn accijns?
A
extra kosten op voedsel
B
belasting voor kleding
C
geld wat terug kan krijgen
D
extra belasting op tabak, drank en benzine

Slide 14 - Quiz

Accijns is een
A
directe belasting
B
indirecte belasting

Slide 15 - Quiz

Wat is GEEN soort belasting?
A
BTW
B
Loonbelasting
C
Subsidie
D
Accijns

Slide 16 - Quiz

Wat betekent de afkorting BTW?
A
Belasting Totale Waarde
B
Belasting Toegevoegde Waarde
C
Bruto Totale Waarde
D
Bruto Toegevoegde Waarde

Slide 17 - Quiz

Op welk product wordt GEEN accijns geheven?
A
Tabak
B
Museumbezoek
C
Alcohol
D
Benzine

Slide 18 - Quiz

Welk inkomen van de overheid hoort NIET bij niet-belastinginkomsten?
A
Winst overheidsbedrijven
B
Aardgasinkomsten
C
Boetes
D
Subsidies

Slide 19 - Quiz

Een laptop kost in de winkel € 799. Dit is inclusief 21% btw.
Bereken hoeveel je aan btw betaald.
A
€ 167,79
B
€ 138,67
C
€ 38,05
D
€ 79,90

Slide 20 - Quiz

Hierna 2 vragen die je laten zien dat mensen te beinvloeden zijn door maatregelen. 
Positieve maatregelen (beloning/ subsidie) en negatieve maatregelen (straf/ boete, extra belasting)

Slide 21 - Diapositive

Stel... je krijgt €100 als je 4 weken lang na elke pauze de kantine veegt. Wat doe je dan?
A
Echt niet!
B
Nou, dat is best een leuk bedrag. Ik wil het wel doen

Slide 22 - Quiz

Stel... je moet €100 betalen als je een papiertje of zoiets op de grond gooit.
A
Jammer dan, ik doe het lekker toch. Dan betaal ik wel.
B
Dat vind ik veel te veel geld. Ik doe het echt niet meer!

Slide 23 - Quiz