3H 3. Stunde

• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Selbständig

https:

Lernziel

• Du kannst schwache Verben konjugieren
• Du kennst das Perfekt ( voltooid tegenwoordige tijd)

Programm

• HA-Kontrolle
  
• Aufgaben besprechen /machen 
• Teste dich selber
  
• HA
  

Verwachtingen

• Spullen/ Huiswerk:
• je krijgt in het begin van het schooljaar een cijfer ( 10
• bij ieder controle ( willekeurig) gaat er een cijfer vanaf als het niet in orde is 
• Uitstuur/ Strafwerk:
• 1x keer vraag ik om stilte ( naam op bord) 
• 2x keer uitstuur met strafwerk
• Strafwerk:  presentatie voorbereiden/ volgende les presenteren

3 HV Toetsen / Nomering

• Per hoofstuk : 1 Toets ( kan af en toe ook 2 / SO)
  
• 1e helft van schooljaar:
• Vaardigheidstoetsen ( Luister-/Leestoetsen) : 2x
  
• Repetities : 2x
• Extraopdracht / spreekbeurtopdracht /MO/ SO: 1x
• 2e helft van schooljaar:
• Vaardigheidstoetsen/ repetities: 4x
• Extraopdracht/  spreekbeurtopdrachten/ SO: 2x ( eventueel)

 Deutsch: Teste dich selber!?

1. Aufgabe: Konjugieren:  

hebben

zijn

spelen

werken

kunnen

mogen

 Deutsch: Teste dich selber!?

2. Aufgabe: :  

Stel je voor in het Duits!

Vertel iets over school/ familie / vrije tijd

Noem alle kleuren

tel tot 100

Noem de dagen van de week

kloktijden

Abkürzungen

Hausaufgabe:  HA            Handbuch: HB

Kapitel:  K

Lektion:  L

Seite:  S

Lernbox:   LB

Redemittel:   RM

Nummer:  Nr.

Grammatik:  GR

bis:    -

Aufgaben besprechen / machen

• S. 8 / Nr. 1 , 3,4,7    ->  kontrollieren
• Machen: S. 12/ Nr. 8-11, 14 ( 20  Min.) - besprechen
• Sprechen: S. 14 / Nr. 12 zu zweit vorbereiten ( 3 Min.)

Hausaufgabe

Lernen:

• LB: S. 50 / L 1 ,2( Wörter) 
  
• 
  

Machen: 

Ergänze

1.  Die Schule ( haben) wieder ( anfangen).

2. Wo ( sein) ihr in den Ferien( sein)?

3. ( Haben) du viele Hausaufgaben ?

4. Wir ( sein) nach Griechenland ( gehen).

5.Was ( haben) sie gestern ( essen)?

6. Er ( haben) am Wochenende  ( arbeiten).

Antworten

1.  Die Schule hat wieder angefangen.

2. Wo seid ihr in den Ferien gewesen?

3. Hast du viele Hausaufgaben ?

4. Wir sind nach Griechenland gegangen.

5.Was haben/hat sie gestern gegessen?

6. Er hat am Wochenende  gearbeitet.

Hat du das Lernziel erreicht?

• Alles richtig: Ja, ich kann es noch
  
• 3 richtig:  Muss einiges nochmal wiederholen
  
• weniger als 3:  Muss erneut lernen