2. tekstverbanden chronologie, opsomming, tegenst. en toelichting

1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Je leert:

1.Wat tekstverbanden en signaalwoorden zijn.
2. Je leert de tekstverbanden: chronologie, opsomming, tegenstelling en toelichting.

Slide 2 - Diapositive

  • Lees de theorie door op blz. 108 in het groene gedeelte.
  • Schrijf in eigen woorden op wat volgens jou tekstverbanden en signaalwoorden zijn en waarom je ze nodig hebt in een tekst.
  • Daarna kijken we naar een uitlegfilmpje.
  • We bespreken alles klassikaal.
Wat zijn tekstverbanden?
timer
3:00

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

  • Een schrijver wil van een tekst één geheel maken.
  • Zinnen en alinea's worden daarom vaak aan elkaar geplakt met speciale woorden.
  • Die woorden noemen we in een leestekst signaalwoorden.
  • Met zo'n signaalwoord begint een tekstverband. Het signaalwoord bepaalt wat de schrijver met het tekstverband wil aangeven.
Wat zijn tekstverbanden?

Slide 5 - Diapositive

Tekstverbanden
Signaalwoorden
-Chronologisch = gebeurtenissen in juiste volgorde.

-Opsomming = dingen achter elkaar noemen.
-Tegenstelling = dingen tegenover elkaar zetten.
-Toelichting = extra uitleg geven.
vroeger,later, eerst, daarna, vervolgens, nadat, intussen, binnen-
kort etc.
ten eerste, om te beginnen, bovendien, verder, ten slotte etc.
maar, daarentegen, toch, echter, hoewel, ondanks dat etc.
bijvoorbeeld, zo, zoals, denk aan etc.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive





Zoek signaalwoord en tekstverband:
Ik zat eerst in een stoel en daarna ging ik op de bank liggen.
A
eerst/daarna chronologisch verband
B
er staat geen signaalwoord in de zin
C
eerst opsommend verband
D
daarna toelichtend verband

Slide 8 - Quiz


Zoek tekstverband:
Hij houdt niet alleen van pannenkoeken maar ook van pizza's.lopen.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
chronologie
D
toelichting

Slide 9 - Quiz


WatWaWa
Wat is een tekstverband eigenlijk? Zoek het beste antwoord.
A
Je legt verband tussen zinnen en alinea's
B
Je legt verband tussen alinea's
C
Je legt verband tussen twee teksten
D
Je verbindt signaalwoorden met elkaar.

Slide 10 - Quiz


Wat moet je doen als je moeilijk woord tegenkomt en je hebt geen woordenboek?
A
Het woord overslaan
B
Woord in stukken hakken
C
Zinnen eromheen lezen
D
A,B en C zijn goed

Slide 11 - Quiz


Een titel boven een alinea of boven meerdere alinea's noem je....
A
alinea
B
tussenkopje
C
tekstgedeelte
D
signaalwoord

Slide 12 - Quiz


Wat geeft een signaalwoord aan?
A
Geeft aan dat er iets belangrijks aankomt in de tekst.
B
Belangrijkste woord in een tekst.
C
Een tekstverband
D
Een woord dat aangeeft dat er een tekstverband komt.

Slide 13 - Quiz


Schrijf een zin op met een signaalwoord.

Slide 14 - Question ouverte