H3 §1.3 CLZ

1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Ruilen
Directe ruil: een product ruilen voor een ander product
Indirecte ruil: betalen met geld

Saldo: het bedrag dat op je bankrekening staat
Nieuw saldo = oud saldo + ontvangsten - uitgaven

Slide 4 - Diapositive

Je gaat naar de winkel en je koopt een zak snoep. Je betaalt met je pinpas. Dit is een voorbeeld van?
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil

Slide 5 - Quiz

Bereken het nieuwe saldo.
Schrijf de berekening op.
Beginsaldo
€ 135
Af (kleding
€ 45,50
Bij (loon)
€ 200
Af (eten)
€ 55,50

Slide 6 - Question ouverte

Geldfuncties
  • Ruilmiddel: functie van geld waardoor goederen en diensten geruild kunnen worden.
  • Spaarmiddel: Functie van geld: je kunt het bewaren/sparen.
  • Rekenmiddel: functie van geld waardoor de waarde van verschillende middelen met elkaar vergeleken kan worden.

Slide 7 - Diapositive

Stel je kijkt op bol.com en je ziet dat dit spel nu 49,99 euro kost. Hier wordt geld gebruikt als...
A
Spaarmiddel
B
Rekenmiddel
C
Ruilmiddel

Slide 8 - Quiz

Je zet geld apart op een rekening. Dit geld kan je dan op een later moment uitgeven. Geld is in dit voorbeeld een:
A
Spaarmiddel
B
Rekenmiddel
C
Ruilmiddel

Slide 9 - Quiz

Vorm van geld
Chartaal geld: Tastbaar geld in de vorm van munten en bankbiljetten.

Giraal geld: Niet-tastbaar geld dat mensen op hun betaalrekening hebben.

Slide 10 - Diapositive

Je bestelt een broek online bij Zalando. Het geld waarmee je de broek betaalt is:
A
Giraal geld
B
Chartaal geld

Slide 11 - Quiz

Als je geld pint bij een geldautomaat, dan ...1... jouw hoeveelheid giraal geld en
...2... jouw hoeveelheid chartaal geld
A
1. Stijgt 2. Daalt
B
1. Daalt 2. Blijft gelijk
C
1. Blijft gelijk 2. Stijgt
D
1. Daalt 2. Stijgt

Slide 12 - Quiz

Hoe kan je elektronisch betalen?

Slide 13 - Diapositive

Wat is GEEN voorbeeld van elektronisch betalen ?
A
Betalen via de computer
B
Betalen via de je telefoon
C
Betalen met een bankbiljet
D
Betalen met je pinpas

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Vidéo

Fiducie
Fiduciair: vertrouwen dat het geld zijn waarde zal houden.

Maken opdracht 24 (3 minuten)

Slide 16 - Diapositive

Wat denk je dat een gevolg van fiducie is?

Slide 17 - Question ouverte

Slide 18 - Diapositive

Stel de prijs van een televisie stijgt van €210 naar €230. Met hoeveel procent is die prijs gestegen?
A
30%
B
9,1%
C
8,7%
D
9,5%

Slide 19 - Quiz

Een brood kost € 2,38. In de reclame is het € 2,10. Met hoeveel procent is je loon gestegen?

Slide 20 - Question ouverte

Je ontvangt een loon van €1.800 per maand. Na een loonsverhoging ontvang je €1.950. Met hoeveel procent is je loon gestegen?

Slide 21 - Question ouverte

Slide 22 - Diapositive

Wat vond je van de les?

Slide 23 - Carte mentale

Wat deed de docent
goed?

Slide 24 - Carte mentale

Wat kan de docent volgens
jouw beter doen?

Slide 25 - Carte mentale