Les 5 : HH pers. vnw + être (20 september, 1BCD)

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Bonjour, ga lekker zitten en pak je spullen

Se présenter

Bonjour !

Je m’appelle ……

Et toi ?

Comment tu t’appelles ?

Au revoir !

> je kent de persoonlijk voornaamwoorden in het Frans

> Je kan het werkwoord être herkennen en gebruiken.

1. Apprendre 1 + 2

2. HH persoonlijk voornaamwoord

3. Het werkwoord "être"

4. Zelfstandig werken 

5. Menu au choix

6. Les devoirs (huiswerk)

Wat zijn ook alweer persoonlijke voornaamwoorden in het Frans?

persoonlijke voornaamwoorden enkelvoud

tu

je

il

elle

hij

ik

jij

zij

wij

wij  

jullie/u

zij (meervoud)

zij (meervoud vrouwelijk; alleen meiden)

on = (on)

nous = (noe)

vous = (woe) 

ils = (iel)

elles (el) 

persoonlijke voornaamwoorden
meervoud

wij

nous

jullie

vous

zij meervoud

ik ken de persoonlijke voornaamwoorden in het Frans

ja

nee

Persoonlijk voornaamwoord ?

• In de tekst van de vorige les stonden een paar Franse persoonlijke voornaamwoorden: Je, Tu, Il, Elle 
  
  
• Kijk nog eens naar de tekst van Lire (p. 16): wat betekenen deze woorden?
  Je                                   Tu
  Il                                   Elle

Persoonlijk voornaamwoord

• In de tekst van de vorige les stonden een paar Franse persoonlijke voornaamwoorden: Je, Tu, Il, Elle 
  
  
• Kijk nog eens naar de tekst van Lire (p. 16): wat betekenen deze woorden?
  Je - Ik                              Tu - Jij
  Il - Hij                            Elle - Zij

Naast je, tu, il en elle, heb je nog een aantal andere:

Enkelvoud                Meervoud
Je - Ik                     Nous 
  Tu - jij                     Vous    
                Il - Hij                      Ils                    
                    Elle - Zij                   Elles                    
On 

Naast deze voornaamwoorden, heb je nog een aantal andere:

Enkelvoud                Meervoud
Je - Ik                     Nous - Wij
  Tu - jij                     Vous - Jullie, u
                Il - Hij                      Ils - Zij (mannelijk)
                    Elle - Zij                   Elles - Zij (vrouwelijk)
On- Wij / Men   

Het werkwoord être betekent "zijn".

Être is een belangrijk werkwoord, omdat je er heel veel zinnen mee kan maken.

Exercice 8B doen we samen !

Je suis madame Wijnkoop. Je suis une prof de français. Vous êtes en classe 1C. Nous sommes en B24. On est au mois de septembre.  

Welke vormen van être herken je?

schrijf dit voor jezelf op

                     Être

je suis             = ik ben              

tu es               = jij bent

il/elle/on est     = hij/zij/men is

nous sommes    = wij zijn

vous êtes          = jullie zijn/ u bent

ils/elles sont      = zij zijn

Quoi? (wat) exercice 8C (page 18)

Comment? (hoe) tout seul

Durée? (hoelang) 5 minuten

Fini? (klaar) zie menu au choix

Quoi? Wat?

keuze 1: être oefenen via Wordwall (Teams)

keuze 2: woordjes leren apprendre 1 + 2 (maak een studyGo account aan)

Teamscode : 

kdfmhma = 1C        qtscswo = 1D

ukr9ym8 = 1B

Menu au choix

> je kent de persoonlijk voornaamwoorden in het Frans

> Je kan het werkwoord être herkennen en gebruiken.

Les devoirs (25 septembre)

> Apprendre 1+2 leren/herhalen, page 32

> werkwoord être leren, page 17.

Gebruik het spelletje in Teams.

> Apprendre 1 samen doornemen (page 32)

> Vlog kijken en luisteren (page 12)

> Maken : exercice 1 + 2 (page 12)

> Je kunt de woordjes uit je boek leren, leg een hand of een papiertje over de vertaling en leer F-N en N-F

> Je kunt de woordjes overschrijven in je schrift (tip! Zo onthoud je het beter!), linkerhelft van de bladzijde het Frans en andere helft Nederlands

> Je kunt dit ook digitaal doen, bijvoorbeeld via StudyGO of Quizlet

> Je kunt 'flashcards' maken, met op de ene kant het Franse woord en op de achterkant de Nederlandse vertaling. Maak een stapel van de woorden die je kent en de woorden die je nog beter moet leren.

Hoe leer je woordjes?

> Faites een woordweb 

> Lisez: Bonjour page 10 et 11

> faites questions 1 et 2 page 11

> contrôlez question 1 et 2 ensemble

Quoi? faites exercice 1 et 2 page 11 

Comment? tout seul

Aide?: boek, woordenboek 

Durée? 10 minuten 

Pourquoi? om kennis te maken met de Franse cultuur, landen en producten. 

Fini? leer je nieuwe Franse zinnen

> Je leert en maakt kennis met de Franse cultuur en gebruiken. 

> Je leert welke landen/werelddelen Frans zijn en welke producten afkomstig zijn uit Frankrijk