hfst 6 paragraaf 2, beweging

Hfst 6: Beweging
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Hfst 6: Beweging

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we in dit hoofdstuk doen?
  • Snelheid berekenen
  • Kracht en beweging
  • Constante snelheid
  • Versnelling en vertraging
  • Snelheid en verkeer
  • Zwaarte-energie en                bewegingsenergie

Slide 2 - Diapositive

Gemiddelde snelheid
Bij het berekenen van de snelheid, bereken je vaak de gemiddelde snelheid.

De gemiddelde snelheid is de snelheid die je gemiddeld hebt gehad over een langere afstand.

Je kan ook de snelheid op één punt berekenen.

Slide 3 - Diapositive

Welk type snelheid berekent een flitspaal van de politie?

Slide 4 - Question ouverte

Welk type snelheid wordt gebruikt bij een trajectcontrole?

Slide 5 - Question ouverte

Snelheid berekenen
S = Afstand in kilometers

V = Snelheid in km/u

t = tijd in uur

Slide 6 - Diapositive

Omrekenen van km/u naar m/s

Slide 7 - Diapositive

Formule in m/s
S = afstand in meter

V = snelheid in m/s

t = tijd in seconde

Slide 8 - Diapositive

Wat is de formule om snelheid uit te rekenen?
A
V = S / t
B
S = V / t
C
t = S / V
D
V = S x t

Slide 9 - Quiz

De S staat in de formule voor:
A
afstand
B
snelheid
C
seconde
D
tijd

Slide 10 - Quiz

Een vliegtuig vliegt met een snelheid van 900 km/u. De afstand van Amsterdam naar Gran Canaria is 3500 km. Hoelang duurt de vlucht.
A
3,9‬ uur dus bijna 4 uur
B
3 uur en 54 min.
C
38 uur
D
0,25 uur

Slide 11 - Quiz

Een bus rijdt gemiddeld 90 km/h. De reis met de bus duurt 2 uur en drie kwartier. Welke afstand heeft de bus afgelegd?
A
32,7 km
B
207 km.
C
247,5 km.
D
24,75

Slide 12 - Quiz

Chantal moet om half negen op school zijn. Ze woont 12 km van school en gaat om 5 voor acht weg. Met welke snelheid moet Chantal fietsen om op tijd op school te zijn?

Slide 13 - Question ouverte


Chantal moet om half negen op school zijn. Ze woont 12 km van school en gaat om 5 voor acht weg. Met welke snelheid moet Chantal fietsen om op tijd op school te zijn?






(de  oplosing voor de tijd : 5 voor acht  tot half negen = dus 35 min.
(in 1 uur zitten 60 minuten )     35min : 60 min= 0.58 uur
Chantal heeft 35 minuten om op school te komen. 35/60 = 0,58 uur. 
afstand  : door tijd=V         S / t = V      =  12 / 0,58 =  20,69 km/u.
dus bijna 21  kilometer per uur  = 21 km/h

Slide 14 - Diapositive

Een auto rijdt 45 minuten met een snelheid van 100 km/u. Welke afstand heeft de auto afgelegd?

Slide 15 - Question ouverte

Sprinten
Een sprinter loopt 12 seconde met een snelheid van 30 km/u. Bereken hoeveel meter hij heeft afgelegd.
Zo reken je het uit
S=afstand   v = snelheid  t = tijd   dus>>    S = v x t
V = 30 / 3,6 = 8,33 m/s
t = 12
S = 8,33 x 12 = 99,96 meter.

Slide 16 - Diapositive