3HV Leesstrategiën

Oh oui... j'aime lire!

1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Oh oui... j'aime lire!

Slide 1 - Diapositive

Binnenkort een leestoets! 
Dus we gaan extra oefenen met lezen...

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Kijk eerst aandachtig naar het volgende filmpje, 
daarna gaan we oefenen.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Oefenen met vinden hoofdgedachte
Je krijgt steeds een stukje actuele tekst om te lezen.
Daarna moet je een vraag beantwoorden.

Op de dia van de vraag staat de tekst in miniatuur:
 die zal ik steeds vergroten voor je op het bord.

Slide 8 - Diapositive

Lees de tekst, maak aantekeningen...
... en beantwoord op de volgende dia's de vragen:
WIE?
WAT?
WAAR?
WANNEER?
WAAROM? en HOE?

Slide 9 - Diapositive

Hoofdgedachte:
WIE?

Slide 10 - Question ouverte

Hoofdgedachte:
WAT?

Slide 11 - Question ouverte

Hoofdgedachte:
WAAR?

Slide 12 - Question ouverte

Hoofdgedachte:
WANNEER?

Slide 13 - Question ouverte

Hoofdgedachte:
WAAROM en HOE?

Slide 14 - Question ouverte

Nu toch ook even een detailvraag: 
bekijk de foto en ...
...raad de betekenis van dénoncer

Slide 15 - Diapositive

Dénoncer
betekent:
A
plegen
B
ondergaan
C
duidelijk maken
D
verdedigen

Slide 16 - Quiz

Lees bovenstaande tekst: hoeveel inégalités (ongelijkheden) worden genoemd? Vul hierna in.

Slide 17 - Diapositive

Hoeveel ongelijkheden
worden genoemd?
A
één
B
twee
C
drie
D
vier

Slide 18 - Quiz

Important! Signaalwoorden!
Handig om die te kennen, want ze geven structuur aan de tekst. De antwoorden op vragen over de tekst staan vaak in de buurt van de signaalwoorden (zie de vorige vraag...). 
Ze kunnen een reden aangeven, of een tegenstelling, een voorbeeld, een opsomming, een doel etc. 
We gaan ermee oefenen in de volgende dia.

Slide 19 - Diapositive

parce que
mais
pourtant
par exemple
si
par contre
donc
ensuite
bref
en plus
daarentegen
dus
bovendien
omdat
kortom
vervolgens
toch
bijvoorbeeld
maar
als

Slide 20 - Question de remorquage

Lees de tekst en zoek het signaalwoord
Vul het in op de volgende dia

Slide 21 - Diapositive

Wat is het signaalwoord
in dit tekstje?

Slide 22 - Question ouverte

Wat geeft het signaalwoord POURTANT aan?
A
gevolg
B
oorzaak
C
tegenstelling
D
voorbeeld

Slide 23 - Quiz

Kies het passende signaalwoord:
Je ne sors pas ..... il pleut.

A
pourtant
B
donc
C
parce qu'
D
par contre

Slide 24 - Quiz

Kies het passende signaalwoord:
J'ai fait mes devoirs, .... je n'ai pas de bonnes notes
A
par exemple
B
pourtant
C
bref
D
en plus

Slide 25 - Quiz

Kies het passende signaalwoord:
D'abord j'ai embrassé ma mère, ..... mon père
A
ensuite
B
si
C
mais
D
donc

Slide 26 - Quiz

Vul het passende signaalwoord in:
J'ai fait mes exercices, j'ai appris le vocabulaire, ..... je suis bien préparé!
A
en plus
B
parce que
C
par contre
D
bref

Slide 27 - Quiz

Vul in op de volgende dia: 
waarvoor is dit een oproep?

Slide 28 - Diapositive

Waarvoor is dit
een oproep?

Slide 29 - Question ouverte

Lees de tekst en vul hierna 
in:
WIE?
WAT?
WAAROM?

Slide 30 - Diapositive

Hoofdgedachte:
WIE?

Slide 31 - Question ouverte

Hoofdgedachte:
WAT?

Slide 32 - Question ouverte

Hoofdgedachte:
WAAROM?

Slide 33 - Question ouverte

Vind de hoofdgedachte
Bekijk het plaatje en lees de tekst 
op de volgende dia. 
Focus op de woorden die je wél kent.
Beantwoord daarna in het Ned de volgende vragen: WIE, WAT, WAAR, WAAROM?

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Hoofdgedachte:
WIE

Slide 36 - Question ouverte

Hoofdgedachte:
WAT

Slide 37 - Question ouverte

Hoofdgedachte:
WAAR

Slide 38 - Question ouverte

Hoofdgedachte:
WAAROM

Slide 39 - Question ouverte

Wat heb je geleerd
van deze les?

Slide 40 - Question ouverte

Slide 41 - Diapositive