V4 11/3/2021

V4, bonjour!
Cours du 4 mars 2021
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

V4, bonjour!
Cours du 4 mars 2021

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Programme
  • Leesstrategieën

Slide 3 - Diapositive

We gaan extra oefenen met lezen...
Leesstrategieën!

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Oefenen met vinden hoofdgedachte
Je krijgt steeds een stukje tekst om te lezen.
Daarna moet je een vraag beantwoorden.

Pak pen en papier. Je leest eerst de tekst en maakt aantekeningen in je schrift (wie, wat, waar, waarom en hoe-vragen beantwoord je alvast).


Slide 7 - Diapositive

Lees de tekst, maak eerst aantekeningen...
... en beantwoord de vragen:
WIE?
WAT?
WAAR?
WANNEER?
WAAROM? en HOE?

Slide 8 - Diapositive

Hoofdgedachte:
WAT?

Slide 9 - Question ouverte

Hoofdgedachte:
WAAR?

Slide 10 - Question ouverte

Hoofdgedachte:
WIE?

Slide 11 - Question ouverte

Hoofdgedachte:
WANNEER?

Slide 12 - Question ouverte

Hoofdgedachte:
WAAROM en HOE?

Slide 13 - Question ouverte

Nu toch ook even een detailvraag: 
bekijk de foto en ...
...raad de betekenis van dénoncer

Slide 14 - Diapositive

Dénoncer
betekent:
A
plegen
B
ondergaan
C
duidelijk maken
D
verdedigen

Slide 15 - Quiz

Lees bovenstaande tekst: hoeveel inégalités (ongelijkheden) worden genoemd? Vul hierna in.

Slide 16 - Diapositive

Hoeveel ongelijkheden
worden genoemd?
A
één
B
twee
C
drie
D
vier

Slide 17 - Quiz

Important! Signaalwoorden!
Handig om die te kennen, want ze geven structuur aan de tekst. De antwoorden op vragen over de tekst staan vaak in de buurt van de signaalwoorden (zie de vorige vraag...). 
Ze kunnen een reden aangeven, of een tegenstelling, een voorbeeld, een opsomming, een doel etc. 
We gaan ermee oefenen in de volgende dia.

Slide 18 - Diapositive

parce que
mais
pourtant
par exemple
si
par contre
donc
ensuite
bref
en plus
daarentegen
dus
bovendien
omdat
kortom
vervolgens
toch
bijvoorbeeld
maar
als

Slide 19 - Question de remorquage

Lees de tekst en zoek het signaalwoord
Vul het in op de volgende dia

Slide 20 - Diapositive

Wat is het signaalwoord
in deze tekst?

Slide 21 - Question ouverte

Kies het passende signaalwoord:
Je ne sors pas ..... il pleut.

A
pourtant
B
donc
C
parce qu'
D
par contre

Slide 22 - Quiz

Wat geeft het signaalwoord POURTANT (=echter, toch) aan?
A
gevolg
B
oorzaak
C
tegenstelling
D
voorbeeld

Slide 23 - Quiz

Vul het passende signaalwoord in:
J'ai fait mes exercices, j'ai appris le vocabulaire, ..... je suis bien préparé!
A
en plus
B
parce que
C
par contre
D
bref

Slide 24 - Quiz

Kies het passende signaalwoord:
J'ai fait mes devoirs, .... je n'ai pas de bonnes notes
A
par exemple
B
pourtant
C
bref
D
en plus

Slide 25 - Quiz

Kies het passende signaalwoord:
D'abord j'ai embrassé ma mère, ..... mon père
A
ensuite
B
si
C
mais
D
donc

Slide 26 - Quiz

Vul in op de volgende dia: 
waarvoor is dit een oproep?

Slide 27 - Diapositive

Waarvoor is dit
een oproep?

Slide 28 - Question ouverte

Lees de tekst en vul hierna 
in:
WIE?
WAT?
WAAROM?

Slide 29 - Diapositive

Hoofdgedachte:
WIE?

Slide 30 - Question ouverte

Hoofdgedachte:
WAT?

Slide 31 - Question ouverte

Hoofdgedachte:
WAAROM?

Slide 32 - Question ouverte

Vind de hoofdgedachte
Bekijk het plaatje en lees de tekst 
op de volgende dia. 
Focus op de woorden die je wél kent.
Beantwoord daarna in het Ned de volgende vragen: WIE, WAT, WAAR, WAAROM?

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Hoofdgedachte:
WIE

Slide 35 - Question ouverte

Hoofdgedachte:
WAT

Slide 36 - Question ouverte

Hoofdgedachte:
WAAR

Slide 37 - Question ouverte

Hoofdgedachte:
WAAROM

Slide 38 - Question ouverte

Wat heb je geleerd
van deze les?

Slide 39 - Question ouverte

Je vous souhaite une bonne journée!

Slide 40 - Diapositive