Proefwerkweek 1b

Wat gaan we vandaag doen?
  • Inhalers PO slavernij:
  • Ties-Anouk-Ahmad
  • Oefenen PWW: Quiz
  • Denk aan inleveren boek in PWW!
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Wat gaan we vandaag doen?
  • Inhalers PO slavernij:
  • Ties-Anouk-Ahmad
  • Oefenen PWW: Quiz
  • Denk aan inleveren boek in PWW!

Slide 1 - Diapositive

Proefwerkweek

Slide 2 - Diapositive

Oostzeehandel

Een schip dat vanuit de landen rond de Oostzee naar Amsterdam vaart, is geladen met:
A
kaas, textiel en vis
B
wijn en olie
C
specerijen
D
graan en hout

Slide 3 - Quiz

Wat betekent handelskapitalisme?
A
Geld geven aan een goed doel
B
Geld meteen uitgeven
C
Geld investeren om winst te maken
D
Geld geven aan Mnr Holland

Slide 4 - Quiz

De val van Antwerpen was in
A
1568
B
1572
C
1576
D
1585

Slide 5 - Quiz

Welk jaartal luidt het einde van de Gouden Eeuw in?
A
1492
B
1555
C
1621
D
1672

Slide 6 - Quiz

Wat was het gevolg van de val van Antwerpen voor Amsterdam?
A
Amsterdam werd de nieuwe hoofdstad van de Nederlanden.
B
Amsterdam werd daarna het grote doel van de Spanjaarden.
C
Veel mensen in Amsterdam werden nu ook Protestant.
D
Veel rijke handelaren trokken van Antwerpen naar Amsterdam.

Slide 7 - Quiz

Wat is migratie?
A
verhuizen van Rotterdam naar Amsterdam
B
Verhuizen van Kopenhagen naar Amsterdam
C
Bij je opa en oma gaan logeren
D
Op 1 plek blijven wonen

Slide 8 - Quiz

Waarom gaan mensen in de tijd van regenten en vorsten in de stad wonen?
A
Daar is werk
B
Daar is handel
C
Daar zijn ijsjes
D
Daar zijn de lonen hoog

Slide 9 - Quiz

Economisch recht gaat over :
A
Handel en geld
B
forten bouwen
C
een leger hebben
D
ijsjes

Slide 10 - Quiz

Politiek-bestuurlijk recht gaat over:
A
Handel en geld
B
forten bouwen
C
een leger hebben
D
ijsjes

Slide 11 - Quiz

VOC
A
handelsmonopolie
B
aandelen
C
Naamloze Vennootschap
D
slavenhandel

Slide 12 - Quiz

Welke woord hoort er niet bij?
A
Slaven
B
WIC
C
Driehoekshandel
D
Specerijen

Slide 13 - Quiz

Normen en waarden zijn cultuurkenmerken. Wat zijn waarden?
A
Gedragsregels.
B
Opvattingen over wat belangrijk is.
C
Straffen.
D
Beloningen.

Slide 14 - Quiz

Wat is een republiek?
A
Een plek zonder koning, met een gekozen baas.
B
Een plek met een koning.
C
Een plek met een gekozen koning.
D
Een plek zonder baas.

Slide 15 - Quiz

De gewesten werken samen op het gebied van:
A
Buitenlandse poltiek
B
De economie
C
De handel
D
Het leger

Slide 16 - Quiz

Wat zijn regenten?
A
rijke bestuurders van steden en gewesten
B
handelaren
C
kooplieden
D
bestuurders van een gilde

Slide 17 - Quiz

De Republiek bestond uit......gewesten
A
12
B
7
C
5
D
6

Slide 18 - Quiz




Vrijheid is een waarde.
Vrijheid is een waarde.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

Gewest is een ander woord voor
A
Gemeente
B
Poort
C
Provincie
D
Stad

Slide 20 - Quiz

Wat is de VOC
A
Vereenigde Oostindische Compagnie
B
Een internationaal handelsbedrijf
C
Een boot
D
Een factorij

Slide 21 - Quiz


Wat is een stadhouder?
A
De voorzitter van de Staten-Generaal
B
Net zo machtig als een raadspensionaris
C
De baas over het leger en de vloot
D
Een regent en de baas over een gewest

Slide 22 - Quiz

Wat is de goede volgorde van belangrijk naar minder belangrijk
A
Bedelaar, knecht, timmerman, regent
B
Knecht, timmerman, regent, bedelaar
C
Meneer Kluten, regent, bedelaar, timmerman
D
Regent, timmerman, knecht, bedelaar

Slide 23 - Quiz

In de Gouden Eeuw was iedereen rijk!
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quiz

Wie was Lodewijk XIV?
A
De eerste paus
B
Hij leidde de Franse Revolutie
C
Bestuurde vanuit Versailles
D
Lijkt een beetje op meneer Kluten

Slide 25 - Quiz

Spinoza
A
microscoop
B
bacterien
C
telelens
D
geloofde niet in wonderen

Slide 26 - Quiz

Antoni van Leeuwenhoek
A
Microscoop (bacteriën)
B
Telescoop (sterren)
C
was Joods
D
was katholiek

Slide 27 - Quiz

Frederik Willem I
A
Dienstplicht
B
Regent
C
Fietsplicht
D
Burgemeester

Slide 28 - Quiz

De Koning maakte de macht van de adel:
A
Kleiner
B
Groter

Slide 29 - Quiz

De Koning verkleinde de macht van de adel door:
A
Instellen van een huurleger
B
Benoemen van ambtenaren
C
Adel naar het paleis laten komen (in de gaten houden)
D
Hun belasting te laten betalen

Slide 30 - Quiz

Waaruit blijkt de verdraagzaamheid in de Republiek?
A
In de republiek werden geen zware straffen uitgedeeld
B
In de republiek was slavernij toegestaan
C
Iedereen kon een bestuursfunctie krijgen in de republiek
D
Mensen hadden in de republiek godsdienstvrijheid

Slide 31 - Quiz

Gouden Eeuw
Welke eeuw was de Gouden Eeuw?
A
14e eeuw
B
15e eeuw
C
16e eeuw
D
17e eeuw

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Diapositive