NN §Lezen van H1 en H2 havo 2

Wat leer je?
Herhaling proefwerkstof voor het proefwerk 
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Wat leer je?
Herhaling proefwerkstof voor het proefwerk 

Slide 1 - Diapositive

Onderwerp van een tekst.

Slide 2 - Carte mentale

Welke 3 manieren
van lezen ken je?

Slide 3 - Carte mentale

Wat zou een deelonderwerp kunnen zijn
bij het onderwerp 'mobiele telefoons'?

Slide 4 - Carte mentale

Wat weet jij al over
de hoofdgedachte van een tekst?

Slide 5 - Carte mentale

Slide 6 - Vidéo

Het onderwerp van de tekst noteer je in:
A
Een paar woorden.
B
Een hele zin.
C
In twee of meer zinnen.

Slide 7 - Quiz

In welke drie onderdelen is een tekst verdeeld?

Slide 8 - Question ouverte

Omschrijf in je eigen woorden wat een hoofdgedachte is

Slide 9 - Question ouverte

Tekst 2
Insecten eten is gezond

http://www.nu.nl/lifestyle/3422156/insecten-eten-gezond.html

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Lien

Geef de hoofdgedachte van deze tekst.
A
In Europa eten ze geen insecten
B
Je kan beter insecten eten dan vlees
C
Insecten eten is gezond en beter voor het milieu.
D
Insecten eten is gezond

Slide 12 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het chronologisch (tijd) tekstverband?
A
terwijl
B
daarnaast
C
toch
D
mits

Slide 13 - Quiz

Wat is GEEN tekstverband?
A
opsomming
B
oorzaak - gevolg
C
synoniem
D
tegenstelling

Slide 14 - Quiz


Zoek het tekstverband:
Hij houdt van pannenkoeken, maar niet van pizza.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
tijdsvolgorde
D
uitleggend

Slide 15 - Quiz

In de tweede alinea is een tekstverband te ontdekken.

Welk tekstverband zie je?

A
Chronologisch
B
Tegenstellend
C
Opsommend
D
Concluderend

Slide 16 - Quiz


Wat is een tekstverband?
A
Je verbindt twee teksten met elkaar
B
Je geeft het verband tussen inleiding en slot aan
C
Je geeft aan wat het belangrijkste in een tekst is
D
Je verbindt zinnen en alinea's met elkaar

Slide 17 - Quiz

Wat is 'al met al' voor tekstverband?
A
een doel-middelverband
B
een voorwaardelijk verband
C
een toegevend verband
D
een samenvattend verband

Slide 18 - Quiz