Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Woordsoorten
Slide 1 - Diapositive
Woordsoorten
Slide 2 - Diapositive
Woordsoorten (3hv)
Slide 3 - Diapositive
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
Na
de
sportles
krijgt
Nida
dorst.
intensieve
Slide 4 - Question de remorquage
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten? Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
De
dj
draait
op
het
festival.
leuke
Slide 5 - Question de remorquage
Wat hoort er bij zinsontleding/ woordsoorten benoemen?
lidwoord
werkwoord
persoonsvorm
zelfstandig naamwoord
werkwoordelijk gezegde
Persoonlijk voornaamwoord
zinsontleding
woordsoorten benoemen
Slide 6 - Question de remorquage
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
Na
de
sportles
krijgt
Abdullah
dorst.
intensieve
Slide 7 - Question de remorquage
Sleep naar de juiste woordsoorten.
De beroemde Rietveldstoel kun je nog steeds zien.
bijwoord
Zelfstandig naamwoord
voornaamwoord
Rietveldstoel
nog
je
Slide 8 - Question de remorquage
lidwoord
zelfst. nw
bijv. nw.
rangtelw.
hoofdtelw.
hww/zww
voorzetsel
Sleep de woorden naar de juiste woordsoort.Niet alles wordt geplaatst en er kunnen plekken open blijven!
De
leukste
jongen
middelste
als
was
in
de
achterste
groep
geplaatst
Slide 9 - Question de remorquage
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
Papa
wil
met
een
ouderwetse
trein
door.
Duitsland.
reizen.
Slide 10 - Question de remorquage
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Op
maandag
zit
Naomi
aan
de
kassa.
Slide 11 - Question de remorquage
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
In
de
app
vroeg
Denise
de
opdracht
van
het
wiskundehuiswerk.
Slide 12 - Question de remorquage
lidwoord
zelfst. nw
bijv. nw.
rangtelw.
hoofdtelw.
hww/zww
voorzetsel
Sleep de woorden naar de juiste woordsoort.Niet alles wordt geplaatst en er kunnen plekken open blijven!
De
leukste
jongen
middelste
als
was
in
de
achterste
groep
geplaatst
Slide 13 - Question de remorquage
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
Op
maandag
zit
Flora
aan
de
kassa.
Slide 14 - Question de remorquage
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
Jules
heeft
voor
zijn
verjaardag
een
nieuwe
scooter
gekregen.
Slide 15 - Question de remorquage
Startopdracht: maak de juiste combinaties
Was dit jouw boek of het zijne ?
Hij staarde voor zich uit.
Jack houdt niet van zulke/dergelijke opmerkingen.
Heb je nog iets van hem gehoord?
Bezittelijk voornaamwoord
Persoonlijk voornaamwoord
Aanwijzend voornaamwoord
Onbepaald voornaamwoord
Slide 16 - Question de remorquage
Zin 1
Wie
zou
dat
Wie zou dat gedaan hebben?
Aanwijzend voornaamwoord
Vragend voornaamwoord
Hulpwerkwoord
Slide 17 - Question de remorquage
Wederkerend voornaamwoord
Persoonlijk voornaamwoord
Me
Je
Jou
Wij
Ons
Slide 18 - Question de remorquage
Aanwijzende voornaamwoorden
Vragende voornaamwoorden
Persoonlijk
voornaamwoord
Bezittelijk
voornaamwoord
die
deze
zulk
wie
wat voor
welk
zo'n
diegene
ik
hij
ons
Haar
jullie
Zijn
Slide 19 - Question de remorquage
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Ik
Zijn
Haar
Hij
Mijn
Uw
Jij
Slide 20 - Question de remorquage
'Soms moet je jezelf een beetje voor schut durven zetten', lacht de voorzitter.
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Wederkerend voornaamwoord
Onbepaald voornaamwoord
Je
Jezelf
Slide 21 - Question de remorquage
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Aanwijzend voornaamwoord
Deze
Hij
Zijn
Dat
Het
Hun
Mijn
Die
Slide 22 - Question de remorquage
vragend
voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
onbepaald voornaamwoord
Wat
heb
je
met
dit
alles
gedaan?
Slide 23 - Question de remorquage
aanwijzend voornaamwoord
(aanw.vnw)
vragend voornaamwoord (vr.vnw)
Geen aanwijzend of
vragend voornaamwoord
deze
daar
die
wie
dit
wat
waar
welk
dat
Slide 24 - Question de remorquage
Maak de juiste combinaties
Schaamje je ook voor je zusje als je met elkaar op vakantie bent?
Schaam je je ook voor je zusje als je met elkaar op vakantie bent?
Schaam je je ook voor je zusje als je met elkaar op vakantie bent?
Schaam je je ook voor je zusje als je met elkaar op vakantie bent?
Bezittelijk voornaamwoord
Persoonlijk voornaamwoord
wederkerig voornaamwoord
wederkerend voornaamwoord
Slide 25 - Question de remorquage
Sleep het juiste bezittelijk voornaamwoord naar het juiste persoonlijk voornaamwoord.