5.10

5.10
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

5.10

Slide 1 - Diapositive

5.10 Dokter - dokters
Soms maak je het meervoud anders. Heeft een woord twee of meer lettergrepen? Na -e, -el, -en en -er schrijf je een -s in het meervoud.
één meisje - twee meisjes
één sleutel - twee sleutels
één jongen - drie jongens
één dokter - vier dokters

Slide 2 - Diapositive

Wat is het meervoud van winkel?

Slide 3 - Question ouverte

Wat is het meervoud van ijsje?

Slide 4 - Question ouverte

Wat is het meervoud van badkamer?

Slide 5 - Question ouverte

Wat is het meervoud van oven?

Slide 6 - Question ouverte

Wat is het meervoud van jongen?

Slide 7 - Question ouverte

Wat is het meervoud van vinger?

Slide 8 - Question ouverte

Hebben jullie nog vragen?

Slide 9 - Question ouverte

tafel
A
tafels
B
tafelen
C
tafellen
D
tafen

Slide 10 - Quiz

badkamer
A
badkameren
B
badkamerren
C
badkamers
D
baddenkamer

Slide 11 - Quiz

vliegtuig
A
vliegtuigs
B
vliegtuigen
C
vliegtuiggen
D
vliegentuig

Slide 12 - Quiz

bus
A
busen
B
bussen
C
buss

Slide 13 - Quiz

druif
A
druifs
B
druifen
C
druiffen
D
druiven

Slide 14 - Quiz

trap
A
traps
B
trapen
C
trappen

Slide 15 - Quiz

kaas
A
kaasen
B
kaazen
C
kasen
D
kazen

Slide 16 - Quiz