Paradox en tegenstelling

• Nederlands
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 3

Tekstverbanden:

tegenstelling

Signaalwoorden:

maar,echter,toch,hoewel,

daarentegen, tegenover, daar staat tegenover, aan de ene kant....aan de andere kant

Frank is niet zo goed in knutselen. Toch denk ik dat hij een leuke surprise gaat maken.

Morgen gaan we naar het strand en hoewel de weersverwachting niet zo goed is, hebben we er enorm veel zin in.

Paradox

De Kretenzer Epimenides zegt: "Alle Kretenzers liegen altijd."

Paradox

'Schijnbare tegenstelling': tegengestelde begrippen worden toch aan elkaar verbonden. 

We moeten vechten voor de vrede.
De stilte was hoorbaar.

Het bloed kruipt waar het niet gaan kan.

In welke zin is er sprake van een paradox?

1. 's Lands grootste kruidenier gaat op de kleintjes letten.
2. Weinig alcohol kan te veel zijn.
3. Samen zijn is gezellig.
4. Uit dit kleine nestje kwamen genoeg vogels.