Tarea 4, afspraak maken (10-2)

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

¡Bienvenidos a la clase de español!

   ¿Qué día es hoy?

¿Qué hacemos hoy?

• ¿Qué hemos hecho?

• ¡A trabajar!
  

• Fin de la clase

• Objetivo (5)
• Agenda (5)
  
• Hacer una cita (10)
• Hablar (10)
• Evaluación (10)
  

¿Qué hemos hecho?

Objetivo

Mi agenda

Neem de agenda over in je schrift en schrijf een aantal activiteiten op. VB: "ver la televisión, jugar al fútbol, ir de tiendas"

Tip: Gebruik woordenlijst 4.2

Hacer una cita

• tener sueño - slaap hebben
• muy tarde - heel laat
• rápido - snel
• llegar - aankomen
• es verdad - dat is waar
• ¿a qué hora quedamos? - hoelaat spreken we af?
• ¿dónde quedamos? - waar spreken we af?
• estupendo - geweldig

¡Hablar!

Maak nu met elkaar een afspraak. Bekijk jullie agendas en bekijk wanneer jullie beide kunnen.  Vertel minimaal wat jullie gaan doen, wanneer, hoe laat en waar.  

Tip: Gebruik woordenlijst 4.1 en 4.1

VB: El martes a las cinco de la tarde yo y Marta vamos a ver una película.

Jullie hebben zojuist met elkaar een afspraak gemaakt. Vertel nu aan de klas wat jullie gaan doen. 

VB: El martes a las cinco de la tarde yo y Marta vamos a ver una película.

Evaluación

¿Qué tal la clase?

1. muy bien
2. bien
3. regular
4. mal

Fin de la clase...

* ¿Qué salió bien?

* ¿Qué puede mejorar?

* ¿Próxima clase?

¿Qué? Het Spaanse schoolsysteem

¿Preparar? Bekijk het schema van tarea 5.2 en vul de woordenlijst in over de schoolvakken.