23. 27.01.22 een restaurantbezoek

¿Qué tal? ¿cómo estás?
😒🙁😐🙂😃
1 / 54
suivant
Slide 1: Sondage
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 54 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

¿Qué tal? ¿cómo estás?
😒🙁😐🙂😃

Slide 1 - Sondage

voordat wij aan de slag gaan, online etiquette (da rules)

Slide 2 - Diapositive


1. je wordt als aanwezig gemarkeerd als je de presentatie (de dia's) afmaakt.


2. Vanaf het moment dat ik zeg dat jullie offline mogen gaan mogen jullie op jullie eigen tempo werken (maar moet de presentatie voltooien)

Slide 3 - Diapositive

Lesdoelen
  • Vandaag gaan wij meer over smaken, complimenten en problemen die in een restaurant kunnen voorkomen. 
  • wij gaan een conversatie in een restaurant samenstellen, van reservering tot toetje en fooi

Slide 4 - Diapositive

¿qué día es hoy? Hoy es... (schrijf de datum in het Spaans)

Slide 5 - Question ouverte

Je eet in een restaurant en je wilt complimenten geven aan de chef, wat zou je zeggen?

Slide 6 - Diapositive

geef een compliment aan het eten
:-) la comida está ____________

Slide 7 - Question ouverte

1. complimenten
1. complimenten
2. tengo un problema
3. llevar en traer
4. BREAK!

Slide 8 - Diapositive

Wat complimenten je over het eten zeggen? 
Regel nr 1:  wij gebruiken idr het werkwoord "estar"

                  Cumplidos                       Complimenten
ascendientes                                 oplopend






la comida está (muy) buena
het eten is (heel) goed
la comida está (muy) rica
het eten smaakt (erg) lekker
la comida está excelente
het eten is uitstekkend
la comida está deliciosa
het eten is heerlijk!

Slide 9 - Diapositive

voorbeelden
In de volgende dia's zie je enkele voorbeelden van complimenten:

Primer video: het werkwoord "estar" wordt in het verleden vorm gebruikt: 

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

verleden vorm van "estar":
A
era
B
está
C
estaba
D
estará

Slide 12 - Quiz

2. tengo un problema
1. complimenten
2. tengo un problema
3. llevar en traer
4. EXIT TICKET: ¿qué lleva tu plato favorito?, wat kan je erover zeggen?


Slide 13 - Diapositive

PROBLEMAS:
wat kan met je eten gebeuren?
(mag in het Nederlands)

Slide 14 - Carte mentale

Als er iets fout gaat...
Regel nr 1:  wij gebruiken idr het werkwoord "estar"

                  Problemas                       Problemen
                                 veel voorkomend                                






la comida está fría
het eten is (heel) koud
la comida no está cocinada
het eten is niet gaar
la comida está (demasiado) sosa
het eten is (te) flauw
la comida está mala/malísima
het eten is (heel) slecht

Slide 15 - Diapositive



kijk de volgende voorbeelden met problemen met het eten, de klanten zijn niet te vriendelijk.

Slide 16 - Diapositive

5

Slide 17 - Vidéo

03:14
El pollo no está cocinado, wat is een ander woord daarvoor?
A
limpio
B
fuerte
C
crudo
D
duro

Slide 18 - Quiz

03:55
zeker was de ober geen Italiaan. Hoe was de pasta?
A
dura
B
blanda
C
seca
D
floja

Slide 19 - Quiz

04:22
wat is haar probleem, je hoort "no puedo beber..." wat bedoelt ze?
A
zij houdt niet van warm bier
B
zij kan geen warm bier drinken
C
zij wil geen warm bier drinken
D
koud bier is niet gezond

Slide 20 - Quiz

04:26
welke oplossing biedt de ober?
A
hij geeft het geld terug
B
hij brengt een nieuwe bier
C
hij biedt excuses
D
hij zegt dat hij nieuw is

Slide 21 - Quiz

04:52
hoe drinkt ze haar coffee graag?
A
con leche
B
con caldo
C
fuerte
D
flojo

Slide 22 - Quiz

3. llevar y traer
1. complimenten
2. tengo un problema
3. llevar en traer
4. EXIT TICKET: ¿qué lleva tu plato favorito?, wat kan je erover zeggen?


Slide 23 - Diapositive

Wij hebben traer en traigo= ik breng tijdens onze gemeenschappelijke desayuno geoefend. In een restaurant vraag je soms:
  • me traes? - informeel: breng je me?  formeel (u): me trae?
  • me pones? - formeel: geef je me?     formeel (u): me pone?

In dit segment gaan wij het over "llevar" hebben. 
"llevar" betekent "dragen", maar wordt ook gebruikt om de ingrediënten van een gerecht te opsommen.



Slide 24 - Diapositive

llevar [jebar]
yo
él/ella/usted

nosotros/-as
vosotros/-as
ellos/ellas/ustedes
llevo
llevas
lleva

llevamos
lleváis
llevan
klik hier voor de vervoeging

Slide 25 - Diapositive

Llevar [jebar]
 llevar wordt vooraal  in restaurants met de vraag je ¿qué lleva (iets)? gebruikt
Wat zit er in de taart? er zit(ten)...

> ¿qué lleva el pastel?
el pastel lleva nata, azúcar, chocolate y 
fruta roja.

Slide 26 - Diapositive

Kijk deze video en let goed op de ingrediënten, taal

Slide 27 - Diapositive

¿qué lleva la ensalada marroquí?

Slide 28 - Question ouverte

klein oefening met traer en llevar
  1. Camarero, ¿Me  trae/lleva  el menú, por favor? 
  2. Marcos come falafel porque no trae/lleva carne
  3. Marta trae/lleva  el pan para la cena de esta noche.
  4. Camarero, qué trae/lleva la sopa del día?
oplossingen
1. trae
2. lleva
3. trae
4. lleva

Slide 29 - Diapositive

upload een foto van een gerecht volgends deze beschrijving: lleva chile, lleva carne y lleva judías (frijoles)

Slide 30 - Question ouverte

upload een foto van een gerecht volgends deze beschrijving: lleva arroz, lleva pescado y lleva pollo

Slide 31 - Question ouverte

upload een foto van en eten volgends deze beschrijving: lleva spaghetti, lleva salsa y lleva verdura

Slide 32 - Question ouverte

4. Exit ticket
1. complimenten
2. tengo un problema
3. llevar en traer
4. EXIT TICKET: ¿qué lleva tu plato favorito?, wat kan je erover zeggen?


Slide 33 - Diapositive

exit ticket
¿qué lleva tu plato favorito?
¿qué lleva tu plato preferido?

Slide 34 - Diapositive

¿qué lleva tu plato preferido?
¿qué lleva tu plato favorito?

Slide 35 - Question ouverte

pausa

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Diapositive

 1. een bezoek inplannen

1. een bezoek inplannen
2. een menu bekijken
2. een dialoog: en el restaurante 

Slide 38 - Diapositive

Stap 1. de reserve
in de volgede dia zie je een video met een reservatie. Let op, ze gebruiken de formele vormen, bij voorbeeld

informeel
formeel
quiero
quisiera
¿qué quieres?
¿qué desea?
¿me pones?
¿me pone?

Slide 39 - Diapositive

Bewaar de video of maak aantekeningen, hij is heel handig voor de komende mondelinge toets

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Vidéo

2. een menu bekijken
1. een bezoek inplannen
2. een menu bekijken
2. een dialoog: en el restaurante 

Slide 42 - Diapositive

Cultural awareness fact #3: 
in Spanje kan je voor ca. 10€ uit een dagelijkse menu eten.

Hij ontvat 2 gerechten (voor en hoofd), een drankje een toetje, brood en kofie/thee

Slide 43 - Diapositive

Slide 44 - Diapositive

3-gangenmenu
MENÚ del DÍA
1* plato = voorgerecht
2* plato = hoofdgerecht 
postre = nagerecht

+ bebida = een drankje
+ pan = 

Slide 45 - Diapositive

Mira el Menú
¿Cómo se dice en español:
'als voorgerecht'?
A
De postre
B
Para beber
C
De primer plato
D
De segundo plato

Slide 46 - Quiz

Mira el Menú
¿Cómo se dice en español:
'als toetje'?
A
Para beber
B
De postre
C
De tercer plato
D
De segundo plato

Slide 47 - Quiz

Mira el Menú
¿Cómo se dice en español:
'te drinken'?
A
Para beber
B
Las tapas
C
De postre
D
De primer plato

Slide 48 - Quiz

Mira el Menú en la dia 45
¿Cómo se dice en español:
'als hoofgerecht'?
A
De primer plato
B
Para beber
C
De tercer plato
D
De segundo plato

Slide 49 - Quiz

3. een dialoog
1. een bezoek inplannen
2. een menu bekijken
3. een dialoog: en el restaurante 

Slide 50 - Diapositive

in een restaurant, bestellen

Slide 51 - Diapositive

Slide 52 - Vidéo

opdracht 1 op
Google classroom
Lees de dialoog en zet de zinnen in de juiste volgorde
je exit ticket sessie 2

Slide 53 - Diapositive

Eso es todo, 
¡hasta la semana que viene!
¡Adiós!

Slide 54 - Diapositive