Computational Thinking en Programmeren in het Dagelijks Leven

Computational Thinking en Programmeren in het dagelijks Leven en in de verpleegkunde
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Computational Thinking en Programmeren in het dagelijks Leven en in de verpleegkunde

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen
Het concept van computational thinking en de aanwezigheid ervan in alledaagse situaties.
Het kennismaken met computational thinking in alledaagse situaties
Het kennismaken met computational thinking in de verpleegkunde.

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat weet je nog over computational thinking en de daarbijbehorende poster van vorige les?

Slide 3 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 4 - Vidéo

Introductie over computational thinking en programmeren. Dit komt op veel meer plekken voor dan je denkt. Zie filmpje hier boven. Opdracht: hoeveel geprogrammeerde toepassingen zie je? 
Computational Thinking
Het proces van probleem- 
oplossing waarbij 
computertechnieken 
worden gebruikt.

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Programmeren
Programmeren is het schrijven van een programma met instructies voor een computer.

Slide 6 - Diapositive

Uitleg waarom dit van belang is voor een verpleegkundige: 
Digitaal veranderende zorglandschap. 

Dat klinkt misschien ingewikkeld, maar dat hoeft het helemaal niet te zijn.
Want instructies geven doe je de hele dag door. Aan andere mensen, bijvoorbeeld als je aan iemand uitlegt hoe je die lekkere cupcakes bakt. Maar ook aan computers, bijvoorbeeld als je de oven instelt. In feite ben je in beide gevallen aan het programmeren.

Instructies
Gedetailleerde informatie over hoe iets gedaan moet worden of hoe ergens gebruik van moet worden gemaakt.

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Instrueren
In deze oefening gaan we aan de slag met instructies voor een computer aan de hand van een dagelijks en menselijk voorbeeld.
Stel je eens voor: op vakantie in Barcelona heb je afgelopen zomer Maria leren kennen. Nu is ze naar Nederland gekomen en stuurt je een bericht in het Spaans. Je begrijpt er niks van, maar als je de tekst voorlegt aan de robot van Google Translate, krijg je de volgende vertaling:
"Hoe maak je toch zo'n lekkere boterham met hagelslag? Ik wil er graag één proeven, maar ik weet het recept niet. De ingrediënten heb ik al wel in huis en ik sta nu aan het aanrecht. Wil je me helpen?"
Natuurlijk wil je Maria graag kennis laten maken met deze Nederlandse lekkernij en je stuurt haar het recept.

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Schrijf het recept voor een boterham met hagelslag:
Op het aanrecht liggen de volgende benodigdheden:
een zak brood, een pak hagelslag, een pakje boter, een bord, een mes

Slide 10 - Question ouverte

Dit recept schreven we in het Nederlands en Maria las het in het Spaans. Het maakt niet uit in welke menselijke taal we communiceren. Want ons brein en dat van Maria werken op precies dezelfde manier, met stroompjes tussen hersencellen.
Maria vs. Robot

Slide 11 - Diapositive

Om een simpel gesprekje met Maria te voeren, hoef je niet te weten hoe haar hersenen werken. Hetzelfde geldt voor computers, ook daar kunnen tegenwoordig steeds eenvoudiger mee communiceren.
Maar een robot heeft minder kennis van de wereld om ons heen. Daarom moeten onze instructies extra duidelijk zijn. Wat we daarmee bedoelen, ontdek je door het recept van een boterham met hagelslag aan te passen voor een robot.
Schrijf nu het recept voor een boterham met hagelslag voor een computer:

Slide 12 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Op naar de verpleegkunde
We hebben het protocol voor infuus prikken. Dit leg ga je uitleggen aan je patiënt die deze handeling nog nooit ervaren heeft. 

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke stappen vertel je aan je patiënt?

Slide 14 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De stagiaire
Na het instrueren van de patiënt ga je het infuus plaatsen. De stagiaire van de afdeling kijkt mee en wil graag weten welke stappen je neemt. Jij legt dit de stagiaire zeer gedetailleerd uit. 

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat vertel je de stagiaire?

Slide 16 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 17 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 18 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 19 - Question ouverte

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.