TBK-2 blok 5.2 tijd in verhalen

                        Uitleg Fictie H5.2 tijd in verhalen



1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

                        Uitleg Fictie H5.2 tijd in verhalen



Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen

Aan het eind van de les kun je:

- uitleggen in welke tijd een verhaal zich afspeelt.

- zeggen wat de vertelde tijd in een verhaal is.

- herkennen of een verhaal chronologisch of niet-chronologisch is verteld.

- aangeven hoe een verhaal begint en eindigt.

Slide 2 - Diapositive

Waaraan denk je
bij 'tijd' in een verhaal?

Slide 3 - Carte mentale

Begrip: tijd in verhalen

  1. In welke tijd speelt een verhaal zich af?
  2. Hoeveel tijd verloopt er in het verhaal?
  3. Wordt het verhaal in de juiste tijdsvolgorde verteld?

Slide 4 - Diapositive

In welke tijd speelt een verhaal zich af?

Schrijver gebruikt verschillende manieren:


- Een jaartal

- Historische gebeurtenissen of figuren

- Gebruiken, gewoontes, voorwerpen of kleding

- De ruimte waarin het verhaal zich afspeelt

Slide 5 - Diapositive

Begrip: tijdloos

Er zijn ook tijdloze verhalen:


- boodschap voor alle tijden

- sprookjes

Slide 6 - Diapositive

Hoeveel tijd verloopt er in het verhaal?

De vertelde tijd  geeft aan hoeveel tijd er verloopt in het verhaal.


Aanwijzingen: 

                welke dag het is, hoe laat het is, de datum, hoeveel tijd later...

Voorbeelden zijn:

- een paar uur                              - een week

- een week                                     - drie jaar

- 50 jaar                                           -

Slide 7 - Diapositive

Wordt het verhaal in de juiste tijdsvolgorde verteld?

- Chronologisch = tijdsvolgorde van a tot z

Vooruitwijzing: een mededeling over wat later gaat gebeuren

Terugwijzing: terugdenken aan iets dat eerder is gebeurd

- Niet-chronologisch = volgorde van het verhaal verloopt anders dan wanneer dit in het echt zou gebeuren

Flashback: het verhaal springt terug in de tijd (is langer dan een terugverwijzing, verhaal wordt echt onderbroken


Slide 8 - Diapositive

Verhaalbegin en verhaaleinde

Een verhaal kan op twee manieren beginnen:

  1. inleidend begin : je leert de personages eerst langzaamaan kennen, voordat het verhaal begint
  2. middenin de gebeurtenissen : je begint gelijk bij een belangrijke gebeurtenis, zonder inleiding (pas later leer je de personages kennen)


Een verhaal kan op twee manieren eindigen:

  1. gesloten einde: alle vragen zijn beantwoord
  2. open einde: een aantal vragen is nog niet beantwoord

Slide 9 - Diapositive

aan de slag

bestuderen theorie 5.2

maken:

- 3 helemaal

- 4 (alleen vraag 1, 3 en 4)

- 5 (alleen vraag 1)




Slide 10 - Diapositive