naamwoordelijk gezegde 2

Win wat lekkers!
Als je volgende les de 9 koppelwerkwoorden uit je hoofd kent, krijg je wat lekkers!
Het zijn:

Zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, vóórkomen.

(Misschien moet je ze snel even opschrijven?)
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Win wat lekkers!
Als je volgende les de 9 koppelwerkwoorden uit je hoofd kent, krijg je wat lekkers!
Het zijn:

Zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, vóórkomen.

(Misschien moet je ze snel even opschrijven?)

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel
Na vandaag weet je het naamwoordelijk gezegde te herkennen en weet je het uit zinnen te halen. Ook ken je het verschil tussen het NWG en WWG.

Slide 2 - Diapositive

Wat weet je nog van vorige les?
Hoe heette het gezegde?
Wat is het verschil met het werkwoordelijk gezegde?
Aan welke woorden kun je zien dat je waarschijnlijk NIET met een werkwoordelijk gezegde te maken hebt?
Wat doet dit woord?

Slide 3 - Diapositive

Even kijken wat jullie nog weten.
Een quiz

Slide 4 - Diapositive

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
Alle werkwoorden in een zin met uitzondering van de persoonsvorm
B
De persoonsvorm en alle zelfstandig naamwoorden in een zin
C
Alle werkwoorden in een zin inclusief de persoonsvorm
D
Het werkwoordelijk gezegde is een andere naam voor de persoonsvorm

Slide 5 - Quiz

Wat is het naamwoordelijk gezegde?
A
Een koppelwerkwoord en eventuele andere werkwoorden
B
Een koppelwerkwoord, eventuele andere werkwoorden en een zelfstandig naamwoord
C
Een koppelwerkwoord, eventuele andere werkwoorden en een zinsdeel dat iets zegt over het onderwerp
D
Een koppelwerkwoord, eventuele andere werkwoorden en het onderwerp

Slide 6 - Quiz

'zijn, worden, blijven, blijken, schijnen, heten, dunken en vóórkomen' noemen we
A
werkwoorden
B
zelfstandig werkwoorden
C
hulpwerkwoorden
D
koppelwerkwoorden

Slide 7 - Quiz

Wat is het naamwoordelijk gezegde in de volgende zin:
De afwas blijft vervelend.
A
Blijft
B
afwas blijft
C
afwas blijft vervelend
D
Blijft vervelend

Slide 8 - Quiz

Wat is in de volgende zin het naamwoordelijk gezegde?
Piet blijft altijd de jongste in het gezin.
A
blijft
B
Piet blijft
C
blijft altijd
D
blijft de jongste

Slide 9 - Quiz

Nog even kort een instructiefilmpje
En echt, deze is kort. :)

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Kort nog even samen!
In de opruiming waren die T-shirts spotgoedkoop.

PV?
OW?
NG?

Slide 12 - Diapositive

Laatste!
Mevrouw De Vries wil graag conrector worden.
PV?
OW?
NG of WG? Welk ww kan weg?
Wat is het gezegde?

Slide 13 - Diapositive

Dan nu: nakijken!
Jullie hebben opgave 2 en 3 gemaakt van de opgaven die in Showbie staan.
Maak groepjes van 4 (met personen die dichtbij zitten).
Je krijgt van de docent één antwoordblad per groepje. Kijk in je groepje de opgaven na. Vergelijk je eigen antwoord met het antwoordblad èn met elkaar.
Als jouw groepje nog vragen heeft over een opgave, schrijf je die op een blaadje en geef je die aan de docent.
De docent behandelt eventuele vragen aan het einde van de les.

Slide 14 - Diapositive

Aan het werk
Maak nu in tweetallen opgave 4 en 5 uit Showbie.
Overleg goed hoe je aan de antwoorden komt.
Zijn jullie klaar, komt één van jullie een antwoordblaadje ophalen en controleren jullie zelf je werk.
Laat daarna samen aan de docent zien wat er goed is gegaan en wat er wellicht nog niet zo goed is gegaan.
Ben je klaar en ging het goed? Bedenk allebei 5 zinnen met een naamwoordelijk gezegde en wissel ze uit. Zoek dan pv, ow en ng.
Ben je klaar en ging het nog niet zo goed? Maak samen opgave 6, evt. met de docent.

Slide 15 - Diapositive

Ben je klaar?
(Bijna) alles goed: Ga lezen òf bedenk 5 zinnen met een NWG en wissel ze uit met iemand die dit ook doet òf maak je moodboard af.
Iets te veel fout: Maak opgave 6 in Showbie òf bedenk zelf 5 zinnen met een NWG en leg de docent uit wat je hebt gedaan.

Slide 16 - Diapositive

Bespreken van onduidelijkheden
Waren er nog onduidelijkheden bij opgave 2 en 3?
Dan bespreken we die nu.

Slide 17 - Diapositive

Nog een zinnetje samen!
Rachids vader is buschauffeur.

PV?
Nog meer werkwoorden?
Koppelwerkwoord?
OW?
Wat wordt er gezegd over het OW?
GEZ?

Slide 18 - Diapositive

Nog eentje dan...
Carina werd misselijk.

PV?
Nog meer werkwoorden?
Koppelwerkwoord?
OW?
Wat wordt er gezegd over het OW?
GEZ?

Slide 19 - Diapositive

Allerlaatste, echt waar!
Anne wilde piloot worden.

PV?
Nog meer werkwoorden?
Koppelwerkwoord?
OW?
Wat wordt er gezegd over het OW?
GEZ?

Slide 20 - Diapositive

Wie kent de koppelwerkwoorden al uit zijn/haar hoofd?
Doe volgende les een poging!

Slide 21 - Diapositive