Je moet voor een zorgvrager, voor een mondspoeling 100 ml met een sterkte van 0,6% klaarmaken. In voorraad: een oplossing met een sterkte van 3%. Hoeveel ml neem je van de voorraad
A
15ml
B
20ml
C
25ml
D
30ml
1 / 14
suivant
Slide 1: Quiz
GezondheidskundeMBOStudiejaar 2
Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Je moet voor een zorgvrager, voor een mondspoeling 100 ml met een sterkte van 0,6% klaarmaken. In voorraad: een oplossing met een sterkte van 3%. Hoeveel ml neem je van de voorraad
A
15ml
B
20ml
C
25ml
D
30ml
Slide 1 - Quiz
Op de afdeling is een fles van 750 ml ranja met een sterkte van 40% oplossing aanwezig. De meeste zorgvragers vinden de ranja het lekkerst in een glas van 160 ml, waarin een 15% oplossing zit. Je wordt gevraagd om 1 glas van 160 ml klaar te maken. Hoeveel ml ranja heb je nodig van de voorraad?
A
60mg
B
40mg
C
50ml
D
60 ml
Slide 2 - Quiz
Je moet voor een cliënt, voor een mondspoeling 100 ml met een sterkte van 0,6% klaarmaken. In voorraad: een oplossing met een sterkte van 3%.
Hoeveel ml water voeg je toe?
80ml
75ml
60 ml
90ml
Slide 3 - Question de remorquage
Je moet 2 zakken van 0,5 liter NaCl0,9% in laten lopen in 12 uur. Hoeveel druppels per minuut?
Slide 4 - Question ouverte
Voor een wandeling van 2,5 uur gaat mevrouw Jansen naar buiten. Ze krijgt 2 liter zuurstof per minuut toegediend. Voor vertrek gaf de 5 liter cilinder 140 bar aan. Heeft mevrouw genoeg aan deze cilinder? boos met wenkbrauwen = nee smiley= ja
😒🙁😐🙂😃
Slide 5 - Sondage
Op de afdeling staat een zuurstofcilinder met een inhoud van 15 liter. De klok wijst 160 atmosfeer aan.
De zorgvrager krijgt 4 liter zuurstof per minuut.
Hoe lang kan je gebruik maken van deze cilinder?
A
8 uur
B
9 uur
C
10 uur
D
11 uur
Slide 6 - Quiz
Je moet een packed cell van 0,3 liter in laten lopen in 5 uur. Hoeveel druppels per minuut?
Slide 7 - Question ouverte
Mevrouw Koper heeft een vochtinfuus van 2 liter per dag. Ze dronk die dag 3x100 ml vocht en at twee bekers vla van 100 ml per stuk. Uit haar wonddrain kwam 150 ml vocht. De urinekatheter bevatte 1900 ml.
Bereken de vochtbalans in aantal ml van de afgelopen 24 uur. Is de vochtbalans positief of negatief
A
de vochtbalans is positief
B
de vochtbalans is negatief
Slide 8 - Quiz
Je moet verdeeld over de dag medicatie toedienen. De inlooptijd is 2 uur per
Je moet verdeeld over de dag medicatie toedienen. De inlooptijd is 2 uur per gift. De eerste gift start om 9.00 uur en de laatste moet om 22.00 uur zijn ingelopen. Het gaat in totaal om vier giften.
9.00-12.40-16.20-20.00
Slide 9 - Question ouverte
Je wordt gevraagd om 500 ml oplossing te maken met een sterkte van 20%. Aanwezig is een oplossing van 1 liter met een sterkte van 50%
Hoeveel water voeg je toe?
A
200ml
B
250ml
C
300ml
D
350ml
Slide 10 - Quiz
Op de etiket van de medicatie staat: 30 mg, oplossen in 10 ml. Je wordt gevraagd om 36 mg toe te dienen.
Hoeveel ml geef je?
Slide 11 - Question ouverte
Je wordt gevraagd om vier keer per dag 60 mg medicatie toe te dienen. De medicatie is aanwezig per 1 gram, waarbij deze dient opgelost te worden in 100 ml.
Hoeveel ml geef je per keer?
Slide 12 - Question ouverte
Een bewoner krijgt 50 IE voorgeschreven. Aanwezig heb je een ampul waarop staat: 200 IE = 2 ml.
Hoeveel ml geef je de bewoner?
A
0,3ml
B
0,4ml
C
0,5ml
D
0,6ml
Slide 13 - Quiz
Uit een cilinder met een omvang van 5 liter, loopt 4 liter zuurstof per minuut. De manometer geeft 120 bar aan.