Medisch rekenen

Maak een som met de formule V:A
1 / 26
suivant
Slide 1: Carte mentale
ZorgkundeMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Maak een som met de formule V:A

Slide 1 - Carte mentale

Max weegt 40 kg en krijgt 25 mg/kg/dag gewicht verdeeld over 4 doses voorgeschreven. Aanwezig zijn deelbare tabletten van 250 mg p/s welke per 30 stuks verpakt zitten.

Hoeveel dagen kan je met de aanwezige tabletten doen?

Slide 2 - Question ouverte

Arian krijgt verdeeld over 5x per dag medicatie toegediend. De eerste gift wordt om 8.00 uur gestart en de laatste is om 22.00 uur ingelopen. De tijdsduur is 1 uur per gift.

Het bijbehorende dagschema is dan:
1e gift 8.00 uur 2e gift 11.15 uur 3e gift 15.30 uur 4e gift 18.45 uur 5e gift 2100 uur
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

De arts heeft mevrouw de Boer 4x daags medicatie voorgeschreven. De inlooptijd van iedere gift is 30 minuten. De eerste medicatie wordt om 8.00 uur gegeven, de laatste medicatie is om 23.30 uur ingelopen.

Wat is het bijbehorende dagschema?

Slide 4 - Question ouverte

Hieronder is bijgehouden wat Yvonne deze 24 uur heeft binnen gekregen en uitgescheiden.

Gedronken: 150 ml + 200 ml + 150 ml + 300 ml + 120 ml + 85 ml + 200 ml

Infusie: 80 ml per uur

Antibiotica via infuus: 3x50 ml

Urineproductie: 2620 ml

Wonddrain: 380 ml

Bereken de vochtbalans in aantal ml van de afgelopen 24 uur.

Slide 5 - Carte mentale

Waar hoort deze formule bij?
V% x V ml delen door aanwezig %

Slide 6 - Carte mentale

In de voorraadkast op de afdeling staat een fles met oplossing met een sterkte van 80 %. Voor gebruik heb je 250 ml nodig met een sterkte van 20%.

Hoeveel ml van de oplossing neem je van de voorraad?

Slide 7 - Question ouverte

Je wordt gevraagd om 300 ml oplossing te maken met een sterkte van 10%. Aanwezig is een oplossing met een sterkte van 50%

Hoeveel ml van de oplossing neem je van de voorraad?

Slide 8 - Question ouverte

Je wordt gevraagd om 150 mg op te lossen in 5 ml. Op het voorschrift staat: vier keer per dag 60 mg toedienen.

Hoeveel ml geef je per keer?

Slide 9 - Question ouverte

Een cliënt krijgt 20 mg van een medicatie voorgeschreven. Je hebt ampullen van 25 mg/ml op voorraad.

Hoeveel ml moet je geven?

Slide 10 - Carte mentale

Een patiënt dient 60 IE toegediend te krijgen. Aanwezig in een sterkte van 100 IE/ml.

Hoeveel ml geef je?

Slide 11 - Carte mentale

Op voorraad is een medicijn van 1.000.000 IE. Dit wordt voor injectie opgelost in 5 ml aquaduct. De dosering is 250.000 IE/kg/24 uur verdeeld over 4 porties.

Siem weegt 12 kg. Hoeveel ml moet je hem per dag in totaal geven?
A
13ml
B
14ml
C
15ml
D
16ml

Slide 12 - Quiz

Je moet een patiënt 60 IE injecteren. Je hebt in voorraad ampullen met 120 IE= 3ml.

Hoeveel ml geef je?

Slide 13 - Carte mentale

Jan weegt 30 kg en krijgt 50 mg/kg/dag gewicht verdeeld over 4 doses voorgeschreven. Aanwezig zijn deelbare tabletten van 250 mg p/s welke per 30 stuks verpakt zitten.

Hoeveel tabletten moet Jan per dosis krijgen?

Slide 14 - Question ouverte

Ellen krijgt 2 x daags 35 IE insuline. In een insulinepen zit 50IE/ml. In de ampul zit 10 ml.
Ellen kan per week een ampul gebruiken.

A
Juist
B
Niet juist

Slide 15 - Quiz

In de voorraadkast op de afdeling staat een literfles met oplossing met een sterkte van 70 %. Voor gebruik heb je 350 ml nodig met een sterkte 25%.

Hoeveel ml van de oplossing neem je van de voorraad?

Slide 16 - Question ouverte

Een ambulance heeft een zuurstofcilinder van 15 liter. De klok wijst 140 atmosfeer aan.

De cliënt krijgt 2 liter zuurstof per minuut.

Hoe lang kan de ambulance zuurstof toedienen?

Slide 17 - Carte mentale

Om 12:15 uur vertrekt de ambulance en om 16:00uur is deze op zijn bestemming aangekomen. Gedurende deze periode heeft Sophie 4 liter zuurstof per minuut gekregen. De 5 liter cilinder was gevuld tot 180 bar.

Hoeveel liter zuurstof zit er na afloop van de rit nog in de cilinder?
A
350 liter
B
400 liter
C
450 liter
D
500 liter

Slide 18 - Quiz

Een patiënt dient verdeeld over de dag 4 x 60 mg per keer te krijgen. Aanwezig is een oplossing met een sterkte van 3%.
Hoeveel ml geef je per dag?

Slide 19 - Question ouverte

Een zorgvrager krijgt continu sondevoeding voorgeschreven. Er wordt gebruik gemaakt van een voedingspomp. De cliënt krijgt 3 kolven van 0,75 liter, welke in 15 uur moeten worden ingelopen.

Op hoeveel ml per uur stel je de pomp in?

Slide 20 - Question ouverte

Je moet verdeeld over de dag medicatie toedienen. De inlooptijd is 2 uur per gift. De eerste gift start om 9.00 uur en de laatste moet om 22.00 uur zijn ingelopen. Het gaat in totaal om vier giften.

Wat is de tijd van de 3e gift in het dagschema:
A
15.20 uur
B
16.10 uur
C
17.10 uur
D
16.20 uur

Slide 21 - Quiz

Een cliënt krijgt gedurende 3 uur 5 liter zuurstof per minuut.

Op hoeveel bar moet de manometer van een zuurstofcilinder met een inhoud van 10 liter minimaal staan?

Slide 22 - Question ouverte

Een cliënt krijgt continu 1 liter sondevoeding per 8 uur. Met behulp van een druppelregelaar wordt de snelheid ingesteld.

Op welke snelheid per minuut stel je de druppelregelaar in? Ga hierbij uit van 1 ml = 20 druppels en rond je antwoord zo nodig af op hele druppels.
A
39
B
40
C
41
D
42

Slide 23 - Quiz

De sondevoeding loopt in met 40 druppels per minuut. In totaal moet er 340 ml inlopen.

Het is nu 15.30 uur, op welk tijdsstip is de volledige inhoud ingelopen?

Slide 24 - Carte mentale

Meneer Groen heeft een infuus wat 60 ml vocht per uur geeft. Hij dronk die dag 150 ml thee, twee glazen limonade van 200 ml, een glas bouillon van 200 ml en een beker melk van 175 ml. Zijn urineproductie was 150 ml, 320 ml, 500 ml en 480 ml. Bereken de vochtbalans over 24 uur

Slide 25 - Question ouverte

Slide 26 - Diapositive