Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Pallas les 3 herhaling grammatica
Pallas les 3
Test je kennis van de Griekse grammatica en woorden:
wat weet je al?
1 / 16
suivant
Slide 1:
Diapositive
Grieks
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Cette leçon contient
16 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositive de texte
.
La durée de la leçon est:
15 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Pallas les 3
Test je kennis van de Griekse grammatica en woorden:
wat weet je al?
Slide 1 - Diapositive
Waarvoor wordt de nominativus vooral gebruikt?
A
lijdend voorwerp
B
onderwerp
C
naamwoordelijk deel v/h gezegde
D
aanvulling bij een voorzetsel
Slide 2 - Quiz
Waarvoor wordt de accusativus vooral gebruikt?
A
lijdend voorwerp
B
onderwerp
C
naamwoordelijk deel v/h gezegde
D
aanvulling bij een voorzetsel
Slide 3 - Quiz
Benoem naamval en getal van het volgende woord: τὴν μάχην
A
nom ev
B
acc ev
C
nom mv
D
acc mv
Slide 4 - Quiz
Benoem naamval en getal van het volgende woord: αἱ χῶραι
A
nom ev
B
acc ev
C
nom mv
D
acc mv
Slide 5 - Quiz
Benoem naamval en getal van het volgende woord: ἡ χώρα
A
nom ev
B
acc ev
C
nom mv
D
acc mv
Slide 6 - Quiz
Wat betekent ὁ δοῦλος?
A
mens, man
B
land, streek
C
slaaf
D
angst, vrees
Slide 7 - Quiz
Wat betekent ἡ χώρα?
A
god
B
land, streek
C
slaaf
D
angst, vrees
Slide 8 - Quiz
Wat betekent ὁ θεός?
A
god
B
land, streek
C
slaaf
D
angst, vrees
Slide 9 - Quiz
Wat betekent οἰκοῦσι?
A
(hij, zij, het) heeft
B
(hij, zij, het) is
C
(zij) hebben
D
(zij) wonen
Slide 10 - Quiz
Wat betekent ἐστίν?
A
(hij, zij, het) heeft
B
(hij, zij, het) is
C
(zij) hebben
D
(zij) wonen
Slide 11 - Quiz
Wat betekent ἔχει?
A
(hij, zij, het) heeft
B
(hij, zij, het) is
C
(zij) hebben
D
(zij) wonen
Slide 12 - Quiz
Benoem naamval en getal van het volgende woord: τὸν δοῦλον
A
nom ev
B
acc ev
C
nom mv
D
acc mv
Slide 13 - Quiz
Nominativus meervoud van
το θηριον is
A
το θηριον
B
τα θηρια
C
τους θηριους
D
τας θηριας
Slide 14 - Quiz
Vertaal de volgende zin:
Φίλον ὁ δοῦλος ἔχει.
(ὁ φίλος = vriend)
A
De vriend heeft een slaaf.
B
De vriend heeft slaven.
C
De slaaf heeft een vriend.
D
De slaaf heeft vrienden.
Slide 15 - Quiz
Vertaal de volgende zin:
Ὁ φίλος δοῦλους ἔχει.
(ὁ φίλος = vriend)
A
De vriend heeft een slaaf.
B
De vriend heeft slaven.
C
Een slaaf heeft een vriend.
D
De slaaf heeft vrienden.
Slide 16 - Quiz
Plus de leçons comme celle-ci
Pallas les 3 herhaling grammatica
Novembre 2024
- Leçon avec
17 diapositives
Grieks
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Pallas les 3a
Octobre 2022
- Leçon avec
25 diapositives
Grieks
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
p03Aextraoef2021ps
Décembre 2022
- Leçon avec
24 diapositives
Grieks
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Herhaling znw bijv nw en congruentie
Février 2022
- Leçon avec
23 diapositives
Grieks
WO
Studiejaar 2
03 - 2
Décembre 2022
- Leçon avec
12 diapositives
Grieks
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
v2 - grieks
Octobre 2024
- Leçon avec
19 diapositives
Grieks
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
2G Grieks Pallas 7 - voorkennis naamwoord
Juin 2023
- Leçon avec
14 diapositives
klassieke talen
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Pallas les 4
Mai 2024
- Leçon avec
24 diapositives
Grieks
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2