Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 40 min
Éléments de cette leçon
Herhalingsles 34,35,41,43
Slide 1 - Diapositive
KERN les 34
Hoe herken je opsommingen in een tekst?
Slide 2 - Diapositive
Je leert hoe je teksten beter begrijpt door op opsommingen te letten.
-ten eerste
-daarnaast
-en / ook
-verder
-bovendien
-allereerst / ten slotte
-enzovoort / eveneens
Signaalwoorden:
Slide 3 - Diapositive
Welk signaalwoord voor een opsomming kun je invullen op de stippellijn in de onderstaande alinea? Allereerst kan dat via het brood, als je de broodkorrels aanraakt. Daarnaast kan dat als je de korrels inslikt. ……………….. kun je vluchtige stoffen tot je nemen die in brood zitten.
Slide 4 - Question ouverte
KERN les 35
Hoe herken je tegenstellingen in een tekst?
Slide 5 - Diapositive
Je leert hoe je teksten beter begrijpt door op tegenstellingen te letten.
-maar
-echter
-toch
-hoewel
-daarentegen / desondanks
-aan de ene/andere kant
-daar staat tegenver / of
Signaalwoorden:
Slide 6 - Diapositive
Noem een signaalwoord van een tegenstelling
Slide 7 - Carte mentale
Welke tegenstelling herken je in het onderstaande stukje? De school begrijpt de onrust die is ontstaan bij leerlingen. Toch denkt de school niet dat het verbieden van telefoons risico’s voor de gezondheid oplevert. ‘Wij hebben alleen onderzoek gedaan naar situaties binnen de klas, zegt Jan Roels van het Stedelijk College. Volgens hem is het niet verstandig om op de scholen iets anders te doen dan leren. Het advies is: niet spelen met je mobieltje in de klas.
Slide 8 - Question ouverte
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Tekstdoelen
Informeren --> je leert er iets van! Instructie geven --> er word je verteld hoe je iets moet doen --> denk aan het in elkaar zetten van een Ikea-kast Overtuigen --> iemand probeert jou te overtuigen van zijn of haar mening! --> Iemand vindt ergens iets van en wil dat jij deze mening overneemt. Overhalen --> iemand probeert jou te overtuigen om iets te kopen of iets te doen --> ontbijtje van de Hema. Amuseren --> iemand probeert jou te vermaken --> een boek/tijdschrift
Slide 11 - Diapositive
Wat is het doel van de volgende tekst: Hockey is veel leuker om naar te kijken dan voetbal. Het gaat sneller en er is veel meer te zien.
A
overtuigen
B
overhalen
C
amuseren
D
informeren
Slide 12 - Quiz
Wat is het doel van de volgende tekst: Elke dag het nieuwste sportnieuws? Download nu de app!
A
overtuigen
B
overhalen
C
amuseren
D
informeren
Slide 13 - Quiz
Wat is het doel van de volgende tekst: Zet je rechterbeen naar achter en buig je linkerbeen.
A
overtuigen
B
amuseren
C
instructie geven
D
informatie geven
Slide 14 - Quiz
Wat is het doel van de volgende tekst: De kijkcijfers van damesvoetbal steeg vorig jaar van 2,1 miljoen naar 2,4 miljoen.
A
overtuigen
B
informeren
C
overtuigen
D
amuseren
Slide 15 - Quiz
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
'Het aantal toeristen in Spanje was dit jaar 500.00 man.' Is dit een feit of een mening?
A
feit
B
mening
Slide 18 - Quiz
‘Ik vind dat de scholen mobieltjes in de les moeten verbieden.’