breuken & procenten hoofdstuk 6

Hoofdstuk 6
6.4
Breuken en procenten omrekenen
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 6
6.4
Breuken en procenten omrekenen

Slide 1 - Diapositive

Je gaat:
  1. herhalen wat we al weten;
  2. Naar een video kijken;
  3. de theorie lezen;
  4. Zelfstandig werken;
  5. Quizvragen beantwoorden.

Slide 2 - Diapositive


A
6
B
8
C
10
D
12

Slide 3 - Quiz


A
één tweede
B
vier achtste
C
drie tiende
D
vijf twaalfde

Slide 4 - Quiz


welke som is staat
hier eigenlijk?
A
30 : 10 = 3
B
30 : 5 = 6
C
5 : 30 = 0,16666
D
30 : 1 = 30

Slide 5 - Quiz

In hoeveel stukken is de
verdeeld?
A
in 4 stukken
B
in 3 stukken
C
in 2 stukken
D
niet verdeeld

Slide 6 - Quiz

Bekijk je plaatje goed en beantwoord de volgende vragen.

Slide 7 - Diapositive

wat is de goede berekening?

A
40 : 5 x 3 =
B
40 : 5 : 3=

Slide 8 - Quiz

welke berekening is goed?
A
15 : 5 x 2 =
B
15 : 5 : 2=

Slide 9 - Quiz

hierna volgen twee video's
Bekijk de eerste video HELEMAAL en de tweede tot 08.00 minuten

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Breuken en procenten omrekenen
Leer dit rijtje uit je hoofd!!!

Slide 12 - Diapositive

Van breuken naar procenten omrekenen

Slide 13 - Diapositive

omrekenen van breuken naar procenten

Slide 14 - Diapositive

Er volgen een aantal quizvragen.

Slide 15 - Diapositive

René wil deze laarsjes kopen.
Hoeveel kosten de laarsjes
ZONDER de korting?
A
€40,00
B
€80,00

Slide 16 - Quiz

Wat betekent het als René korting
krijgt?
A
ze moet meer betalen dan €80,00
B
Ze moet minder betalen dan €80,00

Slide 17 - Quiz

Korting betekent dus....
A
minder betalen
B
meer betalen

Slide 18 - Quiz

Hoeveel % korting krijgt René als zij
de laarsjes koopt?
A
€80,00
B
40%

Slide 19 - Quiz

Lies zegt tegen René:
"De laarsjes kosten maar de helft ".
Heeft Lies gelijk?
A
Ja
B
Nee

Slide 20 - Quiz

Moet René meer of minder dan de
helft betalen?
A
meer
B
minder

Slide 21 - Quiz

Hoeveel € korting krijgt René?
A
10 % = € 8,00, dus 40% is 4 x8 ,00 is €32,00
B
ze krijgt minder dan de helft korting dus €39,00

Slide 22 - Quiz

Hoeveel moet René betalen voor
de laarsjes?
A
€48,00 40% = 32 dus €80,00 - €32,00 = €48,00
B
minder dan de helft is 39,00 dus €80,00 - €39 =€41,00

Slide 23 - Quiz