ccc klas 6 thema 10 taalbeschouwing

ccc klas 6 thema 10 taalbeschouwing
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

ccc klas 6 thema 10 taalbeschouwing

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

waar-deel/wanneer-deel en waarmee -deel 
waar-deel: waar iets gebeurt (plaats/luga)
wanneer-deel : tijd/dagen v.d week/vakantie/
waarmee-deel: met wat

Slide 4 - Diapositive

Schrijf het onderwerp, de persoonsvorm en gezegde.
Laura gaat een uurtje zwemmen in de zee.

Slide 5 - Question ouverte

Schrijf het onderwerp, de persoonsvorm en gezegde.
Vroeger kon je urenlang vissen in het meertje.

Slide 6 - Question ouverte

Schrijf het onderwerp, de persoonsvorm en gezegde.
Ze vingen salamanders met een netje.

Slide 7 - Question ouverte

Slide 8 - Diapositive

Bijvoeglijke naamwoorden die vertellen waar iets of iemand vandaan komt, schrijf je met een hoofdletter.
schrijf het bijvoeglijke naamwoord van deze landen.
Aruba/Suriname/Nederland/Spanje

Slide 9 - Question ouverte

Bijvoeglijke naamwoorden die aangeven van wat voor stof het zelfstandige naamwoord is gemaakt, eindigen altijd op -en behalve plastic en nylon
Verander deze woorden in een bijvoeglijke naamwoord.
hout/ plastic/ karton/goud

Slide 10 - Question ouverte

Schrijf de zinnen over en zet een streep onder de bijvoeglijke naamwoord.
1. Amber keek met bonzend hart naar de oever.
2. Lucy duwde het zware vlot van de kant af.
3. Daar verscheen even later een woedende man.
4. Hij had een puntige stok in zijn hand.

Slide 11 - Question ouverte